Huur woonruimte; verzoek tot medehuurderschap (art. 7:267 BW) althans tot voortzetting voor onbepaalde tijd op de voet van art. 7:268 lid 2 BW; gebrek aan belang door ontruiming krachtens kortgedingvonnis? Dat tenuitvoerlegging kortgedingvonnis gevolgen heeft die bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat niet in de weg aan toewijzing vorderingen. Andersluidend oordeel hof is onjuist. Gelet op tekst, strekking en wetsgeschiedenis art. 7:268 lid 2 BW brengt enkele omstandigheid dat ‘samenwoner’ ten tijde van overlijden huurder reeds kortere of langere tijd geen gemeenschappelijke huishouding meer voerde met huurder omdat laatstgenoemde wegens ziekte of hulpbehoevendheid moest worden opgenomen in een ziekenhuis of zorgcentrum, niet mee dat vordering op grond van art. 7:268 lid 2 moet worden afgewezen. Rechter zal in een dergelijk geval aan de hand van de omstandigheden van het geval moeten beoordelen of ‘samenwoner’ bescherming verdient.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BP1079