De vrouw verzoekt de tweede en derde voornaam van haar zevenjarige dochter aldus te wijzigen dat “voornaam 1” wordt gewijzigd in “voornaam 2” en “voornaam 3” in “voornaam 4”. Gelet op het feit dat: – het wijzigen van de voornamen van de dochter en de onderliggende doelstelling van de vrouw, om de banden van de dochter met de man door te snijden, vergaand ingrijpen in de privé-sfeer van de dochter en zij een deel van haar identiteit ontleent aan haar huidige voornamen; – het feit dat de man zich tegen de verzochte voornaamswijziging verzet; – het gaat om een kind dat jonger is dan twaalf jaar dat wordt geacht haar belangen nog niet redelijk te kunnen beoordelen en daarom de belangen van de dochter bij een voornaamswijziging niet duidelijk kunnen worden vastgesteld; dient naar het oordeel van de rechtbank terughoudend met de verzochte voornaamswijzigingen te worden omgegaan. Gezien de verstrekkendheid van het verzoek kan het enkel worden toegewezen indien de dochter een daartoe strekkend zwaarwegend belang heeft. Nu: – de rechtbank niet is gebleken dat de dochter in bijzondere mate lijdt onder het dragen van de voornamen 1 en 3; – niets de vrouw belet om de naam 4 als roepnaam te gebruiken voor de dochter, hetgeen zij ook doet; – het hier een tweede en derde naam betreft, welke namen in het maatschappelijk verkeer meestal niet actief gebruikt worden, zodat de vrouw alsook de dochter hiervan geen directe last ondervindt; acht de rechtbank geen zwaarwichtig belang aanwezig om het verzoek van de vrouw toe te wijzen.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BM2066