Wanneer u werkt en de zorg heeft voor een kind dat op 01 januari van het jaar jonger is dan 12 jaar, heeft u mogelijk recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De hoofdregel is dat u deze korting alleen kunt verzilveren wanneer het kind bij u staat ingeschreven in de BRP. Bij ministeriële regeling is bepaald dat een ouder ook aanspraak kan maken op de inkomensafhankelijke combinatiekorting indien het kind weliswaar niet ingeschreven staat op zijn adres, maar de zorg voor het kind gelijkelijk met de andere ouder wordt gedeeld.

Gelijke verdeling

De Belastingdienst legde deze “gelijkelijke verdeling” van de zorg zo uit dat een kind drie tot 3,5 dagen per week bij iedere ouder moet verblijven (en dus niet gemiddeld drie dagen per week, met bijvoorbeeld vakanties meegerekend). Een regeling waarbij het kind week op week af bij ieder van de ouders verbleef kwalificeerde, net als een regeling waarbij kinderen bijvoorbeeld altijd van maandag tot en met donderdagochtend bij de ene ouder zijn en altijd van donderdagmiddag tot en met zondag bij de andere ouder (immers: in elke week 3,5 dag bij ieder van de ouders). Strikt genomen zou een 2, 5, 5, 2-regeling, waarbij een kind in veertien dagen dus zeven dagen bij ieder van de ouders was, niet kwalificeren, aldus de Belastingdienst. Dan verblijft het kind immers niet in elke week drie dagen bij ieder van de ouders.

Oordeel Hoge Raad

In maart 2020 heeft de Hoge Raad zich over dit onderwerp uitgelaten.2 De Hoge Raad oordeelde dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting ook kan worden genoten door ouders die de zorg voor hun kinderen gelijkelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan drie tot 3,5 dagen per week. In die zaak hadden de ouders een 2, 2, 4, 6-regeling, waarbij het kind dus in week 1 maandag, dinsdag, vrijdag, zaterdag en zondag bij vader was en in week 2 alleen op maandag. Ook die regeling is aldus de Hoge Raad een gelijke verdeling van zorg volgens een duurzaam ritme dat toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting rechtvaardigt.