Dat ouders onderhoudsplichtig zijn voor hun minderjarige kinderen, weet iedereen wel. Iets minder bekend is dat ouders op grond van de wet ook verplicht zijn “te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie” van hun meerderjarige kinderen, tot hun 21ste (ook wel ‘jongmeerderjarigen’ genoemd). Hoe dat in de praktijk werkt, blijkt uit het volgende voorbeeld dat zich in mijn praktijd voordeed.

De ouders van de jongmeerderjarige zijn kort geleden gescheiden. In het kader van die scheiding is afgesproken dat de kinderen, toen nog onder de 18 jaar, bij hun vader zouden blijven wonen. Tussen de vader en het oudste kind ontstonden echter steeds meer strubbelingen. Toen de situatie kort geleden escaleerde en de vader het oudste kind te verstaan gaf per direct het huis uit te moeten (zij was inmiddels 18+), kwam zij met lege handen op straat te staan. Zij klopte bij mij aan voor advies.

Ik kon haar vertellen dat haar vader onderhoudsplichtig voor haar is en dat zij hem dus om betaling van een onderhoudsbijdrage kan vragen. Hoe hoog die is, is net als bij kinderalimentatie afhankelijk van twee factoren: behoefte en draagkracht. Dat een jongmeerderjarige behoeftig is, is geen discussiepunt. Dat staat vast op grond van de wet en de jurisprudentie. Hooguit kunnen structurele, hoge eigen inkomsten de behoefte van de jongmeerderjarige verlagen. Ook het hebben van bijv. een Wajong-uitkering vermindert de behoefte, zelfs tot nul. Maar als jongmeerderjarigen geen uitkering of vaste eigen inkomsten hebben, staat vast dat zij behoeftig zijn.

Anders dan bij kinderen wordt de behoefte van een jongmeerderjarige afgeleid van de studiefinancieringsnorm. Grofweg komt het normbudget voor levensonderhoud voor uitwonende studenten die een HBO- of universitaire opleiding volgen uit op ruim € 860 per maand. Voor uitwonende MBO-ers is dat wat minder. Afhankelijk van het specifieke geval kan dit normbedrag worden aangepast (als de jongmeerderjarige bijvoorbeeld nog scholier is). Het hangt daarnaast van het huidige inkomen en dus van de draagkracht van de vader (en van de moeder!) af, welke bijdrage de jongmeerderjarige uiteindelijk zal gaan ontvangen.

In het geval van mijn cliënte kan de vader niet onder zijn onderhoudsplicht uitkomen door aan te bieden dat hij zijn dochter wel weer in huis zal nemen en “aldaar van het nodige zal voorzien” (wet geeft die optie). Dat is een gepasseerd station. Zijn bijdrageplicht kan wel worden gematigd in het geval mijn cliënte zich grievend zou gedragen.

Dat mijn cliënte aanspraak maakt op een bijdrage van haar vader, staat kortom buiten kijf. Bekeken zal worden of over de hoogte ervan afspraken kunnen worden gemaakt, of dat erover moet worden geprocedeerd. Voor mijn cliënte is mijn bijstand, of er nu moet worden geprocedeerd of niet, overigens goed te betalen: zij komt als jongmeerderjarige zonder eigen inkomen gewoon in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp (een toevoeging). Dat betekent dat zij mij niet op uurbasis hoeft te betalen, maar alleen een eenmalige eigen bijdrage hoeft te voldoen.

Ook advies of bijstand nodig? Neem contact op met Mirjam van der Staaij, arbeidsrechtspecialist en ervaren familierechtadvocaat. Zij is advocaat/partner bij Oass Advocaten in Haarlem, Van Eedenstraat 9. Tel. 023 – 531 1077, email staaij@oass.nl. Het eerste halfuur van een vrijblijvend gesprek is gratis.