De winnaar van een civiele procedure krijg niet alle advocaatkosten vergoed. Het zogenoemde liquidatietarief, dat op de wet is gebaseerd, leidt doorgaans tot een compensatie van kosten die aanzienlijk lager is dan de daadwerkelijke kosten. De rechter bepaalt dus eigenlijk wat een advocaat mag kosten.

In het strafrecht wordt de vrijgesproken verdachte gezien als “winnaar van de zaak” en ook hij kan de rechter verzoeken hem om die reden schadeloos te stellen. De schade bestaat dan vaak in ieder geval uit advocaatkosten. Concrete richtlijnen, zoals het liquidatietarief in civiele zaken, zijn er echter niet. Enig criterium is dat schadevergoeding wordt toegekend wanneer er “gronden van billijkheid aanwezig zijn”. De praktijk leert dat advocatennota’s vaak integraal worden vergoed. De winnaar in het strafrecht is daarmee veelal ook beter af dan de winnaar in een civiele zaak: hij krijgt immers alles vergoed. De grote adder onder het gras is echter de billijkheidscorrectie!

Kort geleden vroeg een strafrechter mij een toelichting te geven op mijn factuur aan de vrijgesproken cliënt. Ik had in zijn ogen wel erg veel tijd aan de zaak besteed. De bespreking met de cliënt had wel 6 minuten minder lang kunnen duren en de bezichtiging van de “plaats delict” was ook onnodig. Het bestuderen van het dossier en relevante jurisprudentie had volgens de rechter in maximaal één uur gekund. Al met al kreeg de cliënt uiteindelijk nog geen 40% van zijn advocaatkosten vergoed. Meer was, aldus de rechter, niet billijk.

Toegegeven, er zijn advocaten die na de vrijspraak van hun cliënt hun nota’s “oppimpen” en daarmee de samenleving, die de nota uiteindelijk betaalt, een loer draaien. Ook zijn er advocaten die buitensporig hoge tarieven hanteren. Het is daarom terecht dat de strafrechter de nota van advocaat kritisch beoordeelt en de excessen wegsnijdt. Maar waar ligt de grens tussen excessief declareren en gewoon je uiterste best doen voor je cliënt, die dat ook van je vraagt en bereid is daarvoor te betalen? De strafrechter trekt die grens, zonder dat er een omlijnd beoordelingskader is. Niets in het recht is ongrijpbaarder dan de billijkheid.

Is dit alles een pleidooi voor een strafrechtelijk tarievenstelsel, zoals in het civiele recht? Niet echt in het belang van de cliënt, die met het huidige systeem (“alles vergoeden, tenzij…”) vaak beter af is. Toch denk ik dat een tarievenstelsel altijd nog beter aan de cliënt is uit te leggen dan de situatie, waarin hij met schade blijft zitten omdat de rechter vindt dat de advocaat zijn werk te goed heeft gedaan.

Bart Korvemaker