Het paddoverbod is niet onrechtmatig. Dat oordeelde het Gerechtshof ’s-Gravenhage op 14 april 2009 in een kort geding dat onder meer de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops tegen de Staat had aangespannen. De uitspraak van het hof heeft tot gevolg dat het paddoverbod, dat vanaf 1 december 2008 van kracht is, geldig blijft.
Het gerechtshof in Den Haag heeft op dinsdag 14 april uitspraak gedaan in een kort geding dat tegen de Staat der Nederlanden was aangespannen door een groot aantal smartshophouders en hun belangenvereniging, de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag had in november 2008 al beslist dat er geen gronden zijn om de invoering van het paddoverbod tegen te houden. Het hof heeft nu in hoger beroep uitgemaakt dat die beslissing juist is.
Minister Klink heeft paddo’s verboden, omdat hij van mening is dat deze schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn. Er zijn volgens hem meerdere incidenten geweest waarbij paddo’s gevaarlijk gedrag tot gevolg hadden en de dood of ernstig letsel veroorzaakten. Vooral bij buitenlandse toeristen in Amsterdam deden zich regelmatig problemen voor. Een kamermeerderheid steunde de minister in zijn besluit.
De smartshophouders zijn van mening dat het paddoverbod niet had mogen worden uitgevaardigd. Hun belangrijkste argument is dat niet wetenschappelijk is aangetoond dat paddo’s schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook vinden zij dat de minister de smartshophouders een schadevergoeding had moeten aanbieden voor het omzetverlies dat zij door het verbod lijden.
Het hof geeft de smartshophouders geen gelijk. Het hof vindt voldoende aannemelijk dat een aantal van de ernstige incidenten die zich hebben voorgedaan met paddogebruik te maken hadden. De minister hoefde ook geen schadevergoedingregeling aan te bieden. Indien individuele smartshophouders vinden dat zij schade hebben geleden, kunnen zij een zogenaamde bodemprocedure tegen de Staat aanhangig maken.
Bron: www.rechtennieuws.nl 15 april 2009