Volgens verkoper is – via de makelaar van koper – een koopovereenkomst tot stand gekomen die koper vervolgens geen gestand heeft gedaan. Koper betwist dat de makelaar vertegenwoordigingsbevoegd was. De vordering wordt afgewezen daar het uitgangspunt is dat een bemiddelingsovereenkomst tussen koper en makelaar geen volmacht inhoudt en ook geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid met zich brengt. De makelaar treedt in beginsel op als bode. Het door de verkoper gedane beroep op artikel 3:61 lid 2 BW kan haar niet baten: dit artikellid biedt bescherming tegen onbevoegdheid van een vertegenwoordiger, maar niet tegen het ontbreken van vertegenwoordigingskwaliteit.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BP7090