De hoofdregel van het bewijsrecht is eenvoudig: wie zich beroept op rechtsgevolgen van gestelde feiten of rechten moet die feiten of rechten bewijzen (bewijslast). Lukt dat niet, dan worden de effecten van het bewijsrisico ondervonden: de rechter wijst de vordering af.

Dat kan gebeuren omdat de eiser niet beslagen ten ijs komt (komt bijvoorbeeld met te weinig bewijs op de proppen) of omdat de gedaagde het door de eisende partij aangedragen bewijs ondergraaft. Het staat de gedaagde namelijk vrij om tegenbewijs te leveren. Daaraan worden niet al te hoge eisen gesteld. De gedaagde mag met alle middelen (niet per sé door getuigen-bewijs) proberen het bewijs van de eisende partij te ontkrachten c.q. te ontzenuwen. Hij hoeft niet het tegendeel te bewijzen.

In een recent tussenvonnis van een zaak die DBE in behandeling heeft werkte de rechter met de constructie van de voorshandse bewezenverklaring. De rechter achtte op voorhand bewezen dat de verkoper van een schip aan zijn informatieplicht had voldaan. Hij stelde de koper echter in de gelegenheid om het hiervoor genoemde tegenbewijs te leveren. Daarbij oordeelde de rechter dat ontzenuwing van hetgeen hij op voorhand bewezen achtte, te weten het voldoen aan de informatieplicht door de verkoper, voldoende zou zijn in welk geval hij de koop zou ontbinden.

De rechter heeft echter over het hoofd gezien dat de bewijslast en het bewijsrisico niet op de verkoper rusten, zodat hij op voorhand helemaal niets “ten gunste” van de verkoper bewezen had hoeven te achten. De koper, die de procedure was begonnen, stelde namelijk de verkoper hem een gebrekkige zaak had geleverd, dat deze gebreken ten tijde van de koop aanwezig waren, dat de verkoper daarmee op de hoogte was en deze informatie had achtergehouden, hetgeen allemaal gemotiveerd door de verkoper werd betwist. Van die stellingen moet de koper op basis van de hoofdregel van het bewijsrecht zonder meer het volle bewijs leveren, waarbij het daarna aan de verkoper is om – zonodig – met tegenbewijs te komen. De rechter verlicht nu ten onrechte de bewijslast van de koper, beperkt de verkoper in de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren en legt ook het bewijsrisico bij de verkoper neer.