Kennelijk onredelijk ontslag-uitspraak. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het ontslag, gelet op het gevolgencriterium van artikel 7:681 BW, kennelijk onredelijk is in die zin dat de gevolgen van de opzegging door APPARATENBOUW WEST-FRIESLAND B.V. (AWF), mede in aanmerking genomen de voor werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om passend werk te vinden, te ernstig zijn in vergelijking met het belang van AWF bij de opzegging.

Werknemer vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van AWF tot betaling van:
a.een bedrag van € 75.000,00 als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag;
b.een bedrag van € 1.600,55 inclusief BTW als betaling van een EVC-toets;
c.een bedrag van € 1.373,70 bruto wegens kerstgratificatie over de jaren 2009 en 2010;
d.een bedrag van € 49,98 bruto wegens restant crisisdagen;
e.te vermeerderen met de wettelijke rente over het onder a., b. en d. gevorderde;
f.de proceskosten.

Uit de beoordeling:

'3.5 Partijen twisten over de kansen die [werknemer] op de arbeidsmarkt heeft en, in dat verband, of AWF [werknemer] voldoende opleidingsmogelijkheden heeft aangeboden. Verder verwijt [werknemer] AWF dat zij hem geen EVC-toets heeft aangeboden. De kantonrechter is hierover van oordeel dat [werknemer] onvoldoende heeft onderbouwd dat AWF haar verplichtingen als goed werkgever op dit punt niet is nagekomen.

3.6 Echter, wat van het voorgaande ook zij. [werknemer] is per 6 december 2010 bij een nieuwe werkgever in dienst getreden. Dit met een subsidie van het UWV. [werknemer] heeft erkend dat de eerste gesprekken met de nieuwe werkgever reeds voor de datum van ontslag hebben plaatsgevonden. [werknemer] heeft ter comparitie verklaard dat het UWV hem meedeelde dat op de subsidie slechts aanspraak kon worden gemaakt vanuit een situatie van werkloosheid.

Weliswaar stelt [werknemer] dat zijn nieuwe werkgever daarvan pas op de hoogte is gesteld na zijn ontslag, maar dat vindt de kantonrechter onaannemelijk. Dit gelet op het feit dat tussen de ingangsdatum van het ontslag (30 november 2010) en de ingangsdatum van het nieuwe dienstverband (6 december 2010) slechts drie werkdagen liggen.

De kantonrechter houdt het er daarom voor dat reeds op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, voorzienbaar was dat [werknemer] op korte termijn daarna weer een nieuwe baan zou krijgen. Dat de arbeidsvoorwaarden bij die nieuwe werkgever heel erg afwijken van die bij AWF, is gesteld noch gebleken.

Weliswaar heeft [werknemer] bij zijn nieuwe werkgever slechts een contract voor bepaalde tijd en is de subsidie van het UWV in tijdsduur beperkt, maar die verslechtering in de arbeidsvoorwaarden is niet zodanig dat, mede bezien alle andere feiten en omstandigheden ten tijde van de opzegging, de gevolgen daarvan voor [werknemer] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van AWF bij de opzegging. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Lees meer

Bron: Juridischdagblad.nl

Arbeidsrecht op Huis advocaten

Arbeidsrecht op Huis advocaten