De Utrechtse rechter die 4 januari de mishandeling van een agent bestrafte met een werkstraf en een schadevergoeding, vond onvoldoende bewijs aanwezig voor een poging tot zware mishandeling. Over de strafmaat in deze zaak is discussie ontstaan.

Het gaat om de mishandeling van een agent door een 18-jarige jongen eind vorig jaar in de Utrechtse wijk Terwijde. De jongen reed met twee vrienden in een auto en werd aangehouden door de agent, die alleen opereerde. Bij het controleren van de auto ontstond een schermutseling tussen de jongen en de agent met geduw en getrek. Tot aan dit moment komen de verklaringen van de agent, de jongen en zijn vrienden overeen. Daarna lopen de verklaringen uiteen: de agent beweert op de grond te zijn gegooid door de jongen die boven op hem is gaan zitten en meermalen in zijn gezicht heeft geslagen. De jongen zegt dat er sprake is van één klap. De vrienden van de jongen bevestigen dat er slechts sprake is van één klap.

Het Openbaar Ministerie legde de verdachte primair een poging tot zwaar lichamelijk letsel ten laste. Strafeis: een werkstraf van zestig uur. De rechter achtte voor dit feit geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Zo sluit het letsel van de agent niet uit dat dit is ontstaan door de val. Het letsel sluit minder aan bij het scenario van vele vuistslagen in het gezicht. Het lichtere vergrijp mishandeling acht de rechter bewezen. Daarvoor krijgt de jongen een werkstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk. Bovendien moet hij een schadevergoeding van 200 euro aan de agent betalen. Deze straf is hoger dan de zogenoemde oriëntatiepunten voor het bestraffen van mishandeling van gezagsdragers. Volgens deze landelijke oriëntatiepunten geldt in die zaken een extra hoge boete, de nu gegeven werkstraf gaat een stap verder.

Bron: Rechtspraak.nl

Huis Advocaat Particulier

Huis Advocaat Zakelijk

Huis Advocaat Non Profit