Kern van de uitspraak

De Hoge Raad laat het oordeel van het hof over het door de Belastingdienst gehanteerde model voor de berekening van aanslagen ten aanzien van ‘zwartspaarders’ in stand, afgezien van de zogenoemde 1.5-factor. Een ander hof dient te beoordelen of de boeten terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

Achtergrond

In 2000 heeft de Belastingdienst van de Belgische belastingdienst microfiches ontvangen die gegevens bevatten over rekeningen van inwoners van Nederland bij de Kredietbank Luxembourg (KB-Lux). De microfiches vermelden saldi op rekeningen bij KB-Lux op 31 januari 1994. De Belastingdienst heeft vervolgens de (vermoedelijke) rekeninghouders benaderd met vragen. Sommigen hebben meegewerkt en opening van zaken gegeven (‘meewerkers’). Anderen hebben ontkend rekeninghouder te zijn (‘ontkenners’) dan wel geweigerd mee te werken (‘weigeraars’). Ten aanzien van ontkenners en weigeraars heeft de Belastingdienst (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting (IB) en vermogensbelasting (VB) opgelegd over, veelal, de jaren 1990 tot en met 2000, alsmede boeten van 100% van het belastingbedrag. Deze aanslagen zijn niet gebaseerd op het saldo dat het desbetreffende microfiche was vermeld, maar op de gegevens van de meewerkers. Zo vermeldde in de onderhavige zaak het microfiche een bedrag van f. 138,19 (op 31 januari 1994) en zijn bij de belanghebbende in deze zaak aanslagen IB opgelegd gebaseerd op inkomenscorrecties per jaar van rondom f. 20.000 (1990-2000) en aanslagen VB gebaseerd op vermogenscorrecties per jaar die oplopen van ongeveer f. 470.000 (1991) tot f. 810.000 (2000). Voor de berekening van deze standaardcorrecties heeft de Belastingdienst gebruikt gemaakt van een model op basis van de gegevens van de meewerkers, waarbij ten opzichte van die meewerkers bij de weigeraars en ontkenners relatief hoge correcties zijn toegepast. Lees meer

Bron: Rechtspraak.nl

Huis Advocaat Particulier

Huis Advocaat Zakelijk

Huis Advocaat Non Profit