In artikel 1c van het samenlevingscontract zijn partijen overeengekomen dat onder inboedel wordt verstaan inboedel zoals bedoeld in artikel 3:5 Burgerlijk Wetboek. Gezelschapsdieren die in huis worden gehouden zijn in beginsel onder inboedel te rekenen. Door de man zijn geen feiten en of omstandigheden aangevoerd om hierover thans anders te oordelen. Geconcludeerd dient dan te worden dat partijen voor gelijke delen eigenaar zijn van de honden. De rechtbank acht het redelijk om de honden [L], [P] en [P] toe te bedelen aan de man gelijk aan de huidige feitelijke situatie nu die situatie zich al vanaf 2010 zo voordoet en de vrouw niet heeft gesteld, noch gebleken is, dat dit voor de honden geen goede situatie zou zijn. Daarnaast is niet gebleken dat de vrouw reeds eerder aanspraak heeft gemaakt op toedeling van de honden aan haar. Ook heeft de vrouw niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat de honden zeer temperamentvol, energiek en dominant zijn en daardoor veel beweging en training nodig hebben. De rechtbank is van oordeel dat de man beter in staat is om de honden deze benodigde ruimte en training te geven nu de vrouw een flatwoning bewoont. Voor de waarde van de drie honden samen gaat de rechtbank uit van het bedrag van € 1.000,- als door de man gesteld temeer daar de man bereid is om de helft hiervan ad € 500,- aan de vrouw te voldoen. … Lees meer

Bron: Rechtspraak.nl

Huis Advocaat Particulier

Huis Advocaat Zakelijk

Huis Advocaat Non Profit