3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

( i) 4-Ward Holding is aandeelhouder en bestuurder van 4-Ward Software. 4-Ward Software is een IT-bedrijf dat zich bezighoudt met detachering van IT-specialisten. [betrokkene 1] is bestuurder van 4-Ward Holding en directeur van 4-Ward Software.

(ii) Synobsys Nederland is ook een bedrijf dat zich bezighoudt met detachering van IT-specialisten. Synobsys Holding houdt alle aandelen in Synobsys Nederland. De aandeelhouders zijn gezamenlijk voor 100% aandeelhouder van Synobsys Holding. [betrokkene 2] is bestuurder van Synobsys Holding en van Synobsys Nederland.

(iii) Op 30 juni 2002 hebben 4-Ward Holding en de aandeelhouders een overeenkomst gesloten, waarin onder meer is afgesproken dat 4-Ward Holding alle aandelen in 4-Ward Software overdraagt aan Synobsys Holding. 4-Ward Holding zou als tegenprestatie 45% van de aandelen in Synobsys Holding verkrijgen door middel van de uitgifte van aandelen. De twee nieuwe dochtervennootschappen van Synobsys Holding, Synobsys Nederland en 4-Ward Software, zouden vervolgens juridisch fuseren, waarbij Synobsys Nederland de verkrijgende vennootschap zou worden.

(iv) In december 2002 is in de aandeelhoudersvergadering van Synobsys Nederland besloten de juridische fusie uit te stellen.

( v) In mei 2003 heeft [betrokkene 2] bekend gemaakt dat hij een juridische fusie van Synobsys Nederland en 4-Ward Software niet meer wenselijk acht, maar dat Synobsys Nederland meer baat zou hebben bij ontbinding van 4-Ward Software nadat Synobsys Holding van die vennootschap aandeelhouder zou zijn geworden.

(vi) In juni 2003 is in de aandeelhoudersvergadering van Synobsys Holding besloten om over te gaan tot liquidatie van 4-Ward Software, onder de voorwaarde dat met [betrokkene 1] overeenstemming zou worden bereikt.

(vii) In de aandeelhoudersvergadering van Synobsys Holding van 27 augustus 2003 is de samenwerking tussen Synobsys Nederland en 4-Ward Software door [betrokkene 2] met onmiddellijke ingang beëindigd.

3.2.1

In dit geding heeft 4-Ward in eerste aanleg, voor zover in cassatie van belang, na wijziging van eis gevorderd Synobsys te veroordelen om de hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde overeenkomst van 30 juni 2002 na te komen wat betreft de levering van de aandelen in Synobsys Holding aan 4-Ward Holding tegen inbreng door 4-Ward Holding van de door haar gehouden aandelen in 4-Ward Software. Synobsys vorderde in reconventie ontbinding van de overeenkomst. Zij heeft daaraan kort gezegd ten grondslag gelegd dat 4-Ward haar niet kon houden aan de overeenkomst omdat tussen partijen al eerder overeenstemming bestond over uitstel dan wel afstel van de overeenkomst, en omdat de meerwaarde van een fusie tussen Synobsys Nederland en 4-Ward Software niet meer bestond. De rechtbank heeft de vordering in reconventie toegewezen op de grond dat sprake was van veranderde omstandigheden die van dien aard waren dat verdere nakoming van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet meer verlangd kon worden. De rechtbank overwoog daartoe in rov. 2.4 van haar eindvonnis dat sinds partijen feitelijk uit elkaar waren gegaan, een periode van ruim drie jaar was verstreken waarin zowel 4-Ward als Synobsys zich als zelfstandige ondernemingen verder hadden ontwikkeld.

3.2.2

In hoger beroep is 4-Ward met haar eerste grief opgekomen tegen dit oordeel van de rechtbank. Het hof achtte in rov. 4.5 van zijn tussenarrest van 12 januari 2010 de grief in die zin gegrond dat uit de door de rechtbank genoemde argumenten niet kan worden afgeleid dat sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW. Het hof overwoog vervolgens:

“4.6 Naar het oordeel van het hof is er wel een ander, door Synobsys gesteld (memorie van antwoord, alinea 35-36), argument waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW. De overeenkomst is namelijk aangegaan met het oog op een fusie tussen 4-Ward Software en Synobsys Nederland. Het feit dat Synobsys haar verplichtingen niet nakwam en dat 4-Ward Software en Synobsys zich als zelfstandige ondernemingen verder hebben ontwikkeld, staat aan effectuering van een fusie niet in de weg. Echter, nadat 4-Ward aanvankelijk in eerste aanleg effectuering van de fusie had gevorderd, heeft zij deze vordering bij op 26 oktober 2005 genomen akte laten varen. Kennelijk is ook 4-Ward evenals Synobsys vanaf dat moment van mening dat een fusie tussen beide ondernemingen niet meer in de rede ligt. Nu de overeenkomst is aangegaan met het oog op een fusie, vormt dit feit naar het oordeel van het hof een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in art. 6:258 BW welke van dien aard is dat de overeenkomst behoort te worden ontbonden. (…)”

4. Beoordeling van het middel in het principale beroep

4.1

Onderdeel 1 betoogt, kort gezegd, dat het hof heeft miskend dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW. Onderdeel 2 klaagt over onbegrijpelijkheid van het oordeel van het hof dat uit de wijziging van eis van 26 oktober 2005 kan worden afgeleid dat ook 4-Ward kennelijk vanaf dat moment van mening was dat de fusie niet meer in de rede lag. Volgens onderdeel 3 is het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door te overwegen dat Synobsys zich op de akte van 26 oktober 2005 heeft beroepen.

4.2.1

Bij de beoordeling van deze onderdelen wordt het volgende vooropgesteld.

In haar inleidende dagvaarding heeft 4-Ward, voor zover thans van belang, nakoming gevorderd van de overeenkomst van 30 juni 2002 wat betreft de levering van de aandelen. Voorts vorderde zij effectuering van de voorgenomen fusie. Haar akte van 26 oktober 2005 houdt onder meer in:

“Bij gelegenheid van pleidooi op 27 juni 2005 gaf de rechtbank met zoveel woorden als haar voorlopig oordeel dat de overeenkomst van 30 juni 2002 tussen partijen nog bestond en nagekomen zou moeten worden, terwijl 4-Ward Software Holding BV en 4-Ward Software BV het op dit moment niet in hun belang achten de vordering met betrekking tot de levering van aandelen en de overeengekomen fusie te blijven koppelen en derhalve hun eis wensen te wijzigen.”

4.2.2

Hetgeen 4-Ward in haar akte van 26 oktober 2005 heeft gesteld, laat geen andere uitleg toe dan dat zij op dat moment haar vordering tot levering van de aandelen wilde loskoppelen van haar vordering tot effectuering van de fusie en dat zij derhalve op dat moment in de procedure niet langer vorderde dat de fusie zou worden uitgevoerd. Het oordeel van het hof dat 4-Ward kennelijk van mening was dat een fusie niet meer in de rede lag, vindt geen grondslag in de akte noch in de andere stukken van het geding en is zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Onderdeel 2 treft dus doel. Daarom slaagt ook onderdeel 1 voor zover dit betoogt dat het hof de in rov. 4.6 genoemde gewijzigde opstelling van 4-Ward heeft aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid in de zin van art. 6:258 BW.

4.2.3

Ook onderdeel 3 is gegrond. Het hof heeft in rov. 4.6 van zijn voormelde tussenarrest overwogen dat Synobsys bij memorie van antwoord onder 35-36 een argument heeft aangevoerd – het niet doorgaan van de fusie – waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW. Uit de stukken van het geding blijkt echter niet dat Synobsys zich heeft beroepen op het niet doorgaan van de fusie ter ondersteuning van haar beroep op art. 6:258 BW. Het hof heeft derhalve aan zijn beslissing een stelling ten grondslag gelegd die niet door Synobsys is aangevoerd.

4.3

De overige onderdelen behoeven geen behandeling.

Bron: Rechtspraak.nl – ECLI:NL:HR:2013:37