De man en de vrouw hebben een echtscheidingsconvenant gesloten. Hierin is met betrekking tot de zowel de kinder- als de partneralimentatie een niet-wijzigingsbeding opgenomen. Overwogen wordt dat het beding met betrekking tot de kinderalimentatie tussen partijen geen gelding heeft. De man beroept zich met betrekking tot de partneralimentatie op het bepaalde in artikel 6:258 lid 1 BW. Volgens hem is sprake van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de vrouw naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel vaststaat dat sprake is van onvoorziene omstandigheden, deze niet van dien aard zijn dat de vrouw hierdoor geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten. Evenmin komt de man een beroep op het bepaalde in artikel 159 lid BW toe, nu de door de man gestelde omstandigheden niet een zodanige wijziging van omstandigheden zijn dat men hieraan toekomt (voor zover deze al als wijziging zouden kunnen worden gekwalificeerd).

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BV9760