De grote verandering

Het Sturgeon en Böck-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie uit 2009 veroorzaakte grote opschudding in de luchtvaarbranche. Immers, het Hof breidde de verplichting van de luchtvaartmaatschappijen tot het betalen van gestandaardiseerde compensatie bij annulering van een vlucht uit naar vertragingsgevallen.
De passagier die na annulering met vertraging alsnog op de plaats van bestemming arriveert, is gelijk te stellen aan een passagier wiens vlucht is vertraagd.
Niet vreemd, in beide gevallen is sprake van tijdverlies en ander ongemak.
In het eerste geval was de luchtvaartmaatschappij een standaardvergoeding verschuldigd, in het tweede geval niets en daarin bracht het Hof verandering.
Sindsdien hebben de luchtvaartmaatschappijen een marge van drie uur om te mogen afwijken van de oorspronkelijke planning, zowel in geval van annulering als van vertraging van de vlucht. Overschrijding van bedoelde marge geeft passagiers het recht op compensatie.

Vertragingsschade, tenzij: buitengewone omstandigheden

Daarbij overwoog het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest wel dat als de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden, zij niet gehouden is compensatie vanwege opgelopen vertraging van meer dan drie uren te betalen.
In een ouder arrest, Wallentin-Hermann, had het Hof al overwogen wat niet onder het begrip “buitengewone omstandigheden” valt. Technische problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud, zijn onlosmakelijk verbonden met de werking van luchtvaartuigen en de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappijen en kunnen niet worden opgevat als buitengewone omstandigheden. Slechts in heel uitzonderlijke gevallen is dit anders (bijvoorbeeld als de fabrikant of een bevoegde autoriteit bekend maakt dat het toestel een fabricagefout heeft die de vliegveiligheid beïnvloedt, of als het defect het gevolg is van terrorisme of sabotage). Het is dan ook aan de nationale rechter, aldus het Hof, om in elk afzonderlijk geval vast te stellen of het technische probleem dat voor vertraging zorgde in een bepaald geval als een buitengewone omstandigheid moet worden gekwalificeerd en/of de luchtvaartmaatschappij een redelijke maatregel heeft getroffen ter voorkoming van die omstandigheid.
Van belang hierbij is dat luchtvaartmaatschappijen geen onaanvaardbare offers hoeven te brengen om de buitengewone omstandigheid te ondervangen, alsook de vraag of vertraging voorzienbaar was. De bewijslast ligt bij de luchtvaartmaatschappijen.

De praktijk (van de rechtspraak) na Sturgeon

Luchtvaartmaatschappijen weigerden de Sturgeon-uitspraak van het Europese Hof van Justitie te erkennen en wezen compensatieverzoeken van meer dan drie uur vertraagde passagiers af. Er kwam een stroom van rechtszaken in Europese landen op gang, ook in Nederland, met wisselend succes voor de claimende passagiers.
Een en ander leidde ertoe dat aan het Hof een aantal, zogenoemde, prejudiciële vragen werd gesteld ziende op nadere uitleg van Sturgeon en Böck; welke situaties van vertraging geven wel of niet aanleiding tot compensatie en wat zijn redelijke maatregelen.
Op 23 oktober 2012 bevestigde het Europese Hof in de arresten Nelson en Tuï dat het Sturgeon en Böck arrest als geldend (unie)recht dient te worden beschouwd (en daarmee impliciet de uitspraak Wallentin-Hermann).
Desniettemin nemen de luchtvaartmaatschappijen hun verlies niet en laten zij het in de meeste gevallen van claims ter zake vertragingsschade nog steeds aankomen op gerechtelijke procedures, waarbij het geen verbazing mag wekken dat zij rechters ervan proberen te overtuigen dat in het dienende geval sprake is van buitengewone omstandigheden.
Uit de inmiddels ontstane rechtspraktijk blijkt dat een beroep op buitengewone omstandigheden zelden slaagt. Voorbeelden van een succesvol beroep bij de Nederlandse rechter op buitengewone omstandigheden zijn: zeer slechte weersomstandigheden (onvoorziene vulkaanuitbarsting), een plotselinge windvlaag (de zogenaamde “tail strike”, waardoor de staart van het vliegtuig de grond raakt), fabricagefouten, ingelaste veiligheidsmaatregelen, een onaangekondigde staking.
Niet verschoonbaar waren: technische mankementen, een botsing van het vliegtuig met een bagageband, brandstoflekkage, een verstopping van het brandstoffilter, een ontbrekend onderdeel van het vliegtuig, een defect aan de weerradar en meer.
Ondanks het feit dat de rechtspraak met betrekking tot gerechtelijke claims van passagiers naar aanleiding van een opgelopen vluchtvertraging van meer dan drie uur zich verder uitkristalliseert ten gunste van passagiers, moeten vertraagde passagiers een lange adem hebben. Luchtvaartmaatschappijen houden claims zoveel mogelijk af, waarmee de gang naar de rechter vaak niet kan worden voorkomen. En procederen duurt lang.

Compensatie

In voorkomend geval kan een passagier bij een vertraagde vlucht van meer dan drie uur de volgende compensatie verlangen:

  • € 250,– voor vluchten korter dan 1500 km
  • € 400,– voor alle vluchten binnen de Europese Unie van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km
  • € 600,– voor alle vluchten die niet onder de voorgaande categorieën vallen

Een echtpaar met twee kinderen dat bijvoorbeeld een vertraging van meer dan drie uur oploopt bij een vlucht naar de Verenigde Staten, kan aanspraak maken op € 2.400,–.

Heeft u in een situatie als deze hulp nodig, wilt u advies of wenst u overleg, dan kunt u contact met ons opnemen.
title=”Advocaat Y.K. de Boer” href=”https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/stv-mahieu-advocaten-den_haag/” target=”_blank”>mr. Y.K. de Boer
Tel: 070 – 7620 347
title=”Advocaat Den Haag” href=”https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/stv-mahieu-advocaten-den_haag/” target=”_blank”>STV Mahieu Advocaten
Den Haag