Kort geding. Vordering van woningstichting tot ontruiming door de huurder van woning, wegens overlast (o.a. ernstige vervuiling door huisdieren), alsmede het in medegebruik geven aan derden. De derden hebben de woning inmiddels definitief verlaten. Uit de stukken volgt dat de overlast uitsluitend voortvloeide uit het gedrag c.q. handelen van die derden. Aangenomen moet worden dat de overlastklachten etc. zullen stoppen, althans afnemen na het vertrek van de derden. Gelet op een en ander valt niet in te zien dat het verblijf van (alleen) gedaagde in de woning een gevaarlijke situatie en/of een verstoring van het woongenot van omwonenden meebrengt. Verder kan niet worden aangenomen dat gedaagde niet in staat is om zelfstandig te wonen. Vordering afgewezen. Dat de woning – als gevolg van de vervuiling – geheel gestript moet worden en dus so wie so moet worden leeggehaald doet daaraan niet af. Dat argument is voor het eerst in de onderhavige procedure aangevoerd; daarvóór is gedaagde steeds voorgehouden dat hij in de woning mag blijven als hij deze zelf schoonmaakt. Bovendien is voorstelbaar dat de woning wordt hersteld zonder gerechtelijk bevel tot ontruiming.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BT6859