13. Uit hetgeen met betrekking tot grief I is overwogen, volgt dat [appellant] ook na 23 oktober 2007 krachtens de leaseovereenkomst over de auto heeft kunnen beschikken. Nu [appellant] ondanks sommaties van Gewi Lease na september 2008 de leasetermijnen niet meer voldeed en evenmin gehoor gaf aan de verzoeken van Gewi Lease de auto bij haar in te leveren, stond het Gewi Lease vrij de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft vervolgens terecht overwogen dat [appellant] op grond van de ontbinding gehouden was de auto ter beschikking van Gewi Lease te stellen. Aangaande de stelling van [appellant] dat zulks in strijd met de redelijkheid en billijkheid moet worden geacht omdat hij tevens veroordeeld is tot betaling van het bedrag van € 13.598,48 plus een vergoeding voor de periode na 27 augustus 2009, wordt het volgende overwogen. Gewi Lease heeft zich in de inleidende dagvaarding niet uitdrukkelijk over de grondslag van haar geldvordering heeft uitgelaten. Het hof leidt uit de stellingen van Gewi Lease af dat zij tot de datum van ontbinding van de overeenkomst nakoming en over de periode nadien schadevergoeding heeft gevorderd. Hiervoor is reeds overwogen dat de leaseovereenkomst na 23 oktober 2007 haar gelding heeft behouden en dat [appellant] de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen dient na te komen. [appellant] dient derhalve tot de datum van de ontbinding van de overeenkomst de overeengekomen leasetermijnen en bijkomende financiële verplichtingen aan Gewi Lease te voldoen. Nu [appellant] ondanks sommaties van Gewi Lease de auto niet uit eigen beweging heeft ingeleverd, dient hij Gewi Lease voor het gebruik van de auto vanaf de datum van de ontbinding van de overeenkomst schadeloos te stellen. Het daarvoor door Gewi Lease gevorderde bedrag is door [appellant] niet en in elk geval onvoldoende betwist. Het enkele feit dat [appellant] aldus na 23 oktober 2007 in totaal een hoger bedrag aan Gewi Lease betaalt dan de boekwaarde van de auto rechtvaardigt, maakt niet dat Gewi Lease na ontbinding van de overeenkomst in redelijkheid geen afgifte van de auto kan vorderen. [appellant] gaat er immers aan voorbij dat in de leasetermijnen ook een vergoeding voor vaste lasten is opgenomen, die anders voor zijn rekening waren gekomen. Bovendien had [appellant] de leaseovereenkomst na 23 oktober 2007 kunnen opzeggen. Om hem moverende redenen heeft hij daarvan echter afgezien.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BT7475