Bij de beoordeling van deze vraag is van belang dat met het in gebruik nemen van het gehuurde enerzijds het belang van [eiser] en anderzijds dat van zijn dochters is gediend. Dat zijn dochters belang hebben bij het met hulp van hun vader opzetten van een potentieel goed renderend bedrijf spreekt voor zich. Dat zij gelet op de financiële positie van hun ouders, hun op dit moment gevolgde universitaire studie en de vooruitzichten op de markt als zelfstandige of in dienstverband na het voltooien van hun studie dringend zijn aangewezen op het exploiteren en uitbouwen van de Sooco formule is echter geenszins gesteld en is overigens niet aannemelijk.
4.5.3. Evenmin overtuigt het argument dat een startende onderneming is aangewezen op een relatief lage huur. Indien [eiser] heeft bedoeld te zeggen dat hij de startende onderneming een relatief lage huur gaat berekenen, stimuleert hij die onderneming door zelf genoegen te nemen met een lagere huurprijs dan in de markt is te verkrijgen. Aldus geredeneerd is niet zozeer de beschikbaarheid van het gehuurde voor de startende onderneming van belang, maar vooral de van [eiser] te verkrijgen subsidie van de kosten bij de start van de onderneming. Dat die “subsidie” uitsluitend op de voor [eiser] minst bezwarende wijze kan worden verstrekt door het aangaan van een huurovereenkomst met een lagere huurprijs is niet gesteld en ook niet voor de hand liggend. Indien immers de huurovereenkomst met Steps niet wordt beëindigd, houdt [eiser] een hogere huuropbrengst die hij ook voor die subsidiering kan aanwenden.
4.5.4. Voorts treft doel het betoog van Steps, als weergegeven in onderdeel 4.4.4 hiervoor, dat [eiser] tegenover de door Steps aangevoerde omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt dat het exploiteren van een extra “Sooco-winkel” op een A1-locatie in Utrecht op bedrijfseconomisch zinvolle wijze kan plaatsvinden. Tegenover het betoog van Steps heeft [eiser] slechts een verklaring in geding gebracht (prod. 10) dat
“(…) Indien en voor zover ik in staat zal zijn een Sooco Footbar op deze locatie te vestigen dan verwacht ik daar zeker bij de huidige huur een gezonde winst te kunnen behalen. Dit nog los van de indirecte inkomsten welke ik verwacht voor de Sooco Webshop in verband met de vestiging van een winkel in Utrecht (…)”.
De kantonrechter oordeelt dat deze toelichting onvoldoende feitelijke aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de beslissing om een eigen winkel in het gehuurde in Utrecht te beginnen is gebaseerd op een bedrijfseconomische afweging. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] zijn verwachting omtrent de te bereiken winstgevendheid heeft gebaseerd op een businessplan of anderszins op feiten die deze verwachting kunnen dragen. De kantonrechter komt op dit onderdeel dan ook niet aan bewijslevering, als door [eiser] aangeboden, toe. In aanmerking genomen de maatschappelijke positie van de dochters en de positie van [eiser] als eigenaar en professioneel verhuurder van winkelpanden ligt een exploitatie van het gehuurde op basis van onzekere uitgangspunten en zonder financiële onderbouwing niet voor de hand.
4.6. De kantonrechter concludeert dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vordering op de grond dat [eiser] en zijn dochters het gehuurde dringend nodig hebben voor eigen gebruik.
Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BX9392