18. Voorts wordt geoordeeld dat het vennootschapsrechtelijk ontslag van [verweerder] als bestuurder van de GVB Holding een zodanige verandering van omstandigheden met zich brengt dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en GVB Exploitatie is geïndiceerd. Ingeval beide posities bij dezelfde vennootschap waren bekleed zou als uitgangspunt hebben gegolden dat het ontslag van [verweerder] als bestuurder tevens beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met zich bracht (HR 15 april 2005, JAR 2005,153), behoudens bijzondere omstandigheden (wettelijk opzegverbod of andersluidende afspraken). Sinds de verzelfstandiging van het vervoersbedrijf vervullen de directieleden van GVB Exploitatie tevens de functie van bestuurder van GVB Holding. Het argument van [verweerder] dat hij in de periode van 2005 tot 2007 zijn functie kon vervullen zonder dat hij statutair bestuurder was kan hem derhalve niet baten (voorts ook: HR 3 februari 2006, JAR 2007/66).
19. Dat een reorganisatie op handen is die met zich brengt dat definitief een andere bestuursstructuur zal worden ingevoerd met slechts de algemeen directeur als statutair bestuurder blijkt niet uit de door [verweerder] overgelegde productie 20. Daarin wordt immers slechts de tijdelijke structuur beschreven die het gevolg is van het vertrek van [verweerder] en [persoon 4]. GVB Exploitatie heeft bovendien gesteld dat er inmiddels al weer een tweede statutair bestuurder is aangesteld. [verweerder] heeft voorts ook niet aangevoerd dat en op welke wijze sprake is van een duidelijke scheiding tussen zijn huidige directeurstaken en die als bestuurder. Voldoende aannemelijk is dat [verweerder] in zijn werkzaamheden als directeur GVB Exploitatie ernstig wordt belemmerd nu hij niet langer de positie van bestuurder van GVB Holding inneemt. [verweerder] heeft verder ook niet gesteld dat er nog een andere passende functie beschikbaar is.
Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BX7999