Naar het oordeel van het hof had het, gezien de gemotiveerde betwisting door de vrouw en het feit dat de rechtbank in eerste aanleg met – ook in die instantie door de vrouw gemotiveerd weersproken – extra zorgkosten van de man geen rekening heeft gehouden bij gebreke van enige onderbouwing daarvan, op de weg van de man gelegen, zijn stelling dat er aan zijn zijde sprake is van extra zorgkosten ad € 126,– per maand waarmee bij de bepaling van zijn draagkracht rekening dient te worden gehouden, te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van stukken. Dit heeft de man echter nagelaten. De van de zijde van de man als productie 11 in het geding gebrachte financiële bescheiden leveren naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs op van de stellingen van de man ter zake, nu daaruit niet althans onvoldoende valt op te maken dat er aan de zijde van de man van extra zorgkosten sprake is, en indien zulks het geval zou zijn, om welke kosten en welke bedragen het gaat. Het hof oordeelt in dat kader dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat onder de post ‘ziektekosten’ in de als productie 8d in eerste aanleg en productie 11 in hoger beroep in het geding gebrachte rekening en verantwoording van de bewindvoerder van de man, de gestelde extra zorgkosten van de man zijn opgenomen en niet, zoals van de zijde van de vrouw is betoogd, zijn ziektekostenpremie, nu de man deze stelling tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw, in het geheel niet heeft onderbouwd.
Ten slotte heeft de man ter zitting desgevraagd niet kunnen toelichten, noch inzichtelijk kunnen maken waaruit zijn extra zorgkosten zouden bestaan. De man heeft weliswaar verklaard dat er aan zijn zijde sprake is van reiskosten Eindhoven-Tilburg vice versa, verband houdende met controles in het ziekenhuis aldaar, hetgeen door de vrouw niet is betwist, doch deze kosten hebben naar het oordeel van het hof niet als extra zorgkosten te gelden.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BX5482