Matigingsbevoegdheid ex art. 6:94 BW. Nu het nog niet betaalde bedrag ter zake waarvan de onderliggende boete wordt gevorderd nog geen 10% van die boete bedraagt, is de boete volstrekt buitensporig te achten en staat deze in wanverhouding met de hoogte van de hoofdsom. Die wanverhouding levert grond op om ongematigde toewijzing van de boete onaanvaardbaar te achten. De kantonrechter betrekt bij haar afweging tot matiging tevens de overige omstandigheden van het geval.
Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BM4581