Partijen zijn in november 1994 gescheiden, nadat zij al geruime tijd niet meer samenwoonden. Bij convenant is een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw samengesteld, waarbij is aangesloten aan de ‘wettelijke termijnen’. Vlak voor het einde van de termijn ex. 1: 157 lid 4 BW verzoekt de vrouw om verlenging van de termijn. Tot en met de Hoge Raad wordt haar verzoek afgewezen. Vlak voor de uitspraak van de Hoge Raad in de eerste zaak begint de vrouw een nieuwe procedure, nu met de stelling dat de alimentatie onder het oude recht viel, zodat er geen twaalfjaarstermijn geld maar de vijftienjaarstermijn uit de Overgangswet WLA. De man beroept zicht onder meer op de toepasselijkheid van artikel 236 RV.

Rechtspraak.nl – LJN: BI7306