4.9 De overeenkomst die partijen in dit stadium van de onderhandelingen op het oog hadden, is een huurovereenkomst. Zoals MMA in haar memorie van antwoord terecht heeft aangevoerd, stond hierover nog niets vast. Met betrekking tot de verschillende essentialia van een te sluiten huurovereenkomst (het gehuurde, de looptijd, de huurprijs) hadden partijen geen overeenstemming bereikt en waren geen stukken voorhanden op basis waarvan binnen een redelijke termijn overeenstemming bereikt zou kunnen worden. Bij deze stand van zaken bestaat geen grond voor een gerechtvaardigd vertrouwen bij AC dat een huurovereenkomst tot stand zou komen. Door AC is in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat en op welke wijze MAA bij AC het vertrouwen had opgewekt dat die overeenkomst er zou komen. Naar het oordeel van het hof is in dit geval sprake van een project waar beide partijen aanvankelijk mogelijkheden in zagen, is het vertrouwen in een goede afloop van het project en in de wederpartij in de loop van de onderhandelingen allengs afgenomen zonder dat dit vooral of uitsluitend aan MAA te wijten is en is het afbreken van de onderhandelingen door MAA op 25 april 2007, rekening houdend met alle aangevoerde en gebleken omstandigheden, niet onaanvaardbaar te achten. Toepassing van de hiervoor onder 4.4 weergegeven maatstaf leidt niet tot de conclusie dat MAA jegens AC onrechtmatig heeft gehandeld door op 27 april 2007 de onderhandelingen over een tussen partijen te sluiten huurovereenkomst af te breken.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BT7654