1. Op 22 juni 2011 heeft de kantonrechter in aanwezigheid van Woningbedrijf Velsen een plaatsopneming gehouden aan het adres van [gedaagde]. [gedaagde] is daarbij niet aanwezig geweest. Hij heeft telefonisch te kennen gegeven niet aanwezig te zullen zijn.
2. De kantonrechter heeft kunnen constateren dat de bij de woning van [gedaagde] behorende tuin overwoekerd is met onkruid, dat het gras gemaaid moet worden en dat zich afval in de tuin bevindt.
3. Voor de stelling van [gedaagde] dat hij de tuin in de huidige staat heeft verkregen is geen enkelesteun in de stukken te vinden, zodat het op de weg van [gedaagde] had gelegen, mede gelet op het feit dat de huurovereenkomst op 28 september 2007 is ingegaan, zijn standpunt nader te onderbouwen of te concretiseren. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, verwerpt de kantonrechter het verweer van [gedaagde].
4. Overigens wordt door [gedaagde] geen relevant verweer gevoerd.
5. De vordering zal daarom moeten worden toegewezen. De kantonrechter wenst [gedaagde] erop te wijzen dat zijn stellingname ertoe leidt dat hij de kosten aan Woningbedrijf Velsen zal moeten vergoeden, terwijl hij dit eenvoudig had kunnen voorkomen door de werkzaamheden zelf regelmatig uit te voeren. [gedaagde] moet er rekening mee houden dat hij de werkzaamheden in de toekomst zelf zal moeten doen, indien hij wenst te voorkomen dat Woningbedrijf Velsen wederom een machtiging vraagt met alle kosten van dien.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BR2964