Een merkwaardige strafzaak…. De heer Bremer heeft mij verzocht om hem bij te staan in een strafrechtzaak. De heer Bremer werkt bij een bekende autodealer als monteur. Hij heeft een vriendin die werkt bij de KLM en samen hebben zij het goed voor elkaar. Hoewel ze nu enige jaren samenwonen in het oude (bejaarden-)flatje van oma, zullen ze weldra gaan verhuizen naar hun nieuwbouwwoning, zodra deze gereed is. Het leven en de toekomst lacht hen toe.

Dan gebeurt er iets vreemds. De woning van de heer Bremer wordt onverwacht betreden door een politieagent. Een buurman heeft de politie gewaarschuwd, omdat er beneden voor zijn woning een plantenbak kapot zou zijn geschopt, door een, volgens de buurman, razende jongeman. De heer Bremer is geen razende jongeman, maar toch is er voor de politiebeambte een reden om binnen te treden, met als belangrijk argument dat de “deur toch openstond”. In het ene proces verbaal stelt de politiebeambte dat hij is binnengetreden, omdat hij was opgeroepen om naar de woning van de heer Bremer te gaan om daar te controleren of alles goed was. In een ander proces verbaal meldt dezelfde beambte dat hij is opgeroepen in verband met de melding van de buurman omtrent de hysterische bloembakvernieler. In het ene proces verbaal wordt door de beambte gesteld dat hij zich bij de voordeur bekend zou hebben gemaakt, zou hebben geroepen, maar dat niemand reageerde. In het andere stelt hij dat hij zich niet bekend zou hebben gemaakt, omdat er toch niemand thuis was.
Een raar verhaal, zeker gezien het feit dat de politiebeambte beneden door twee sluisdeuren moest gaan, dan naar de eerste verdieping, vervolgens een hoek om, doorlopen naar achteren en dan draaien, om daar te constateren dat de voordeur van cliënt openstond. Het verhaal is heel erg vaag, maar als je toch niets te verbergen hebt, zou je kunnen verdedigen dat het niet erg is dat de politie zonder toestemming je woning binnentreedt. Eén van hun taken is immers “controle uitvoeren en veiligheid waarborgen”. Er lijkt dus niets aan de hand.
De heer Bremer reageert dan ook enkel verbaasd als hij op zijn werk wordt gebeld dat zijn voordeur zou openstaan. Hij heeft niets te verbergen, immers.

Dan wordt hij ineens verzocht om te verschijnen op het bureau, in verband met verboden wapenbezit. In de woning is namelijk een speelgoedgeweer gevonden, dat teveel zou lijken op een verboden wapen. Het betreft het speelgoedgeweer dat de heer Bremer van zijn vader heeft gekregen toen hij tien jaar oud was en waarmee hij erwten of plastic balletjes kon wegschieten. Er is een veer die je kunt spannen en die deze kleine plastic erwtjes wegschiet. In de tenlastelegging wordt hem echter verweten dat hij een luchtdrukgeweer zou hebben. De wapendeskundige van het Team Forensische Opsporing stelt dat het speelgoedgeweer lijkt op een Mossberg 590 T en uit de foto’s in het dossier blijkt inderdaad dat er enige gelijkenis is. Het bezit van een dergelijk speelgoedgeweer is strafbaar, omdat dit wordt gezien als een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie. Het enkele bezit is een reden voor een veroordeling.

De heer Bremer wordt na een half jaar gedagvaard te verschijnen voor de politierechter te Den Haag om zich te verantwoorden voor verboden wapenbezit.
De heer Bremer en zijn aanstaande echtgenote maken zich zorgen, want een veroordeling zou ernstige gevolgen kunnen hebben. De aanstaande mevrouw Bremer is werkzaam op Schiphol en wordt periodiek onderworpen aan een zeer streng veiligheidsonderzoek door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Veiligheid. Ook de partner van een dergelijke medewerker wordt onderzocht. Mevrouw dient op het formulier al aan te geven of de partner een strafrechtelijk verleden heeft.
Een veroordeling voor verboden wapenbezit van de partner betekent dat het tijdelijke contract van mevrouw in ieder geval niet zal worden verlengd. Dit op een moment dat het paar net financiële verplichtingen is aangegaan. Gezien de verstrekkende gevolgen van een veroordeling neemt het paar contact op met hun advocaat. Voor hen een investering, maar zij hopen op een goed resultaat, zelfs al zijn ze door hun advocaat gewezen op het feit dat het enkele bezit doorgaans voldoende is voor een veroordeling.

Tijdens de zitting is door de advocaat stellig aangevoerd dat het wapen niet lijkt op de Mossberg. Het is een plastic speelgoedgeweer dat erwten wegschiet door middel van een veer. Het “wapen” is ook nog eens defect en was door cliënt al bijna weggegooid. Daarnaast is het wapen onrechtmatig verkregen. Het verhaal is zo vaag, dat niet kan worden vastgesteld dat de politie voldoende reden had om het huis binnen te treden.
Dit zou moeten leiden tot het niet ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie, aldus de advocaat ter zitting.

De gedachte van de regelgeving is dat een nepwapen kan worden gebruikt bij een overval, maar dit wapen is dusdanig nep, dat van enige dreigende werking geen sprake kan zijn. Voor zover de rechter hierover zou twijfelen, is nadrukkelijk verzocht om het wapen ter zitting te laten komen om dit aan de rechter te tonen.
Daarbij komt, in de tenlastelegging werd gesproken over een luchtdrukgeweer en dat is dit zeker niet, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden. De Officier van Justitie mag echter altijd de dagvaarding ter zitting aanpassen, hetgeen deze OvJ ook heeft gedaan.

Het werd een zitting van ruim anderhalf uur, waarbij met name een uitgebreid betoog is gehouden over de verstrekkende gevolgen die een veroordeling zou hebben voor deze mensen. De gevolgen van een veroordeling zouden niet proportioneel zijn in vergelijking met mensen die niet aan een veiligheidsonderzoek hoeven te worden onderworpen voor hun werk. Anders gezegd, verhoudingsgewijs zouden ze te zwaar worden gestraft.

De Officier van Justitie eist een boete die zij verlaagt van € 700,- naar € 550,-, waarvan €250,- voorwaardelijk. Er hoeft dus maar € 300,- te worden betaald.
Zij meent dat het feit in de gewijzigde tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat een straf dient te worden opgelegd. De soep van het veiligheidsonderzoek zal niet zo heet worden gegeten als hij wordt opgediend.

Nadrukkelijk wordt gesteld dat het gaat om veiligheid van de nationale luchthaven en dat deze soep wel degelijk zo heet wordt gegeten! De advocaat noemt ook voorbeelden uit de eigen praktijk. De advocaat verzoekt de rechtbank:
Primair: Het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren, omdat het bewijs onwettig is verkregen en buiten beschouwing moet worden gelaten;
Subsidiair: Vrijspraak, omdat het feit niet bewezen kan worden: het is speelgoed, geen wapen en onvoldoende gelijkend op een echt vuurwapen;
Meer subsidiair: Ontslag van alle rechtsvervolging, omdat er geen sprake is van enige schuld. Beide partners wisten oprecht niet dat sprake zou kunnen zijn van een wapen en het is aannemelijk dat, hadden zij dit geweten, zij zich gerealiseerd zouden hebben wat de gevolgen zouden zijn geweest en daar zeker naar zouden hebben gehandeld.
De gevolgen zijn nu onevenredig zwaar voor deze mensen. Het Strafrecht kan niet bedoeld zijn om deze mensen onder deze omstandigheden te veroordelen.

De rechter schorst de zitting en neem een half uur de tijd om tot een uitspraak te komen, hetgeen bij een politierechter uitzonderlijk is.
De uitspraak is: Vrijspraak! De rechter oordeelde dat dit speelgoedgeweertje geen wapen was in de zin van de Wet Wapens en Munitie, omdat het merk niet op de lijst A of B zou staan, behorend bij de wet, en dus niet als wapen in de zin van die wet kon worden aangemerkt. Een fantastische uitspraak!

Had ik het merk genoemd….?

Mr. B. Parmentier
parmentier@parmentieradvocaten.nl
Parmentier Advocaten
Haarlem
023-5313111