Het toepassen van geweld bij aanhouding van verdachten door agenten ligt tegenwoordig onder een vergrootglas. Als dieptepunt in dat verband geldt de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 17 juli 2015, in welke zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maar liefst twee jaar is opgelegd. Daar staan (gelukkig) een aantal voor de betreffende politieagenten gunstige uitspraken tegenover.

Hoe staat de diender ervoor? In recente strafzaken is aandacht gevraagd voor de vraag of de agent handelt conform het wettelijk voorschrift ex artikel 42 Sr, dan wel in de veronderstelling verkeert juist te handelen, juist in de split-second van de beslissing om geweld toe te passen (dwaling omtrent het wettelijk voorschrift). Tenslotte kan er sprake zijn van noodweer (-exces) al dan niet in putatieve vorm.

Wettelijk voorschrift

De wettelijke voorschriften zijn artikel 7 Politiewet en artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie. Artikel 7 van de Politiewet verleent aan de politie de bevoegdheid om bij haar taakuitoefening onder bepaalde voorwaarden (subsidiariteit en proportionaliteit) geweld te gebruiken. Artikel 7 Ambtsinstructie handelt over het gebruik van geweld middels een vuurwapen.

Artikel 7 Ambtsinstructie onderscheidt vier situaties waarin vuurwapengebruik is toegestaan. In de meeste gevallen gaat het om een bewapende verdachte, dan wel het geval van aanhouding van een persoon die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken en die wordt verdacht van het plegen van een misdrijf met een strafbedreiging van vier jaar of meer en dat een ernstige aantasting vormt van de lichamelijke integriteit over de persoonlijke levenssfeer of dat door zijn gevolg bedreigend voor de samenleving is of kan zijn.

Niet bij alle delicten met een strafbedreiging van vier jaar of meer is vuurwapengebruik toegestaan. Er moet sprake zijn van misdrijven die gericht zijn tegen de lichamelijke integriteit (bijvoorbeeld een gewapende roofoverval, zwaar zedendelict, gijzeling) of tegen de persoonlijke levenssfeer (bijvoorbeeld bij een inbraak in een bewoonde woning). Voorts kunnen ook delicten die worden bedreigd met een straf van vier jaar of meer en waarbij het niet gaat om de aantasting van de lichamelijke integriteit of de persoonlijke levenssfeer onder de delicten vallen waarbij gebruik van het vuurwapen gerechtvaardigd kan zijn. Het gaat dan om een delict dat door zijn (mogelijke) gevolg bedreigend is voor de samenleving of dat kan zijn. In de Nota van Toelichting bij het besluit van 16 juli 2001 tot wijziging van de Ambtsinstructie in verband met verduidelijking van de voorschriften inzake vuurwapengebruik worden hierbij als voorbeelden explosieven- of drugstransporten genoemd.

Relevant in de jurisprudentie is vonnis van de rechtbank Den Haag in de zogeheten Rishi-zaak. In deze zaak is het beroep op artikel 42 Sr door de rechtbank gehonoreerd.

Voorop staat in dit soort gevallen dat agenten handelen ter verplichte uitvoering van hun handhavende publieke taak, waarbij desnoods een vuurwapen moet worden gehanteerd. Maar ook in het geval dat er thans, achteraf, een wellicht wat academisch aandoende discussie ontstaat over de vraag of er wel, in die “split second”, geheel gehandeld is conform de vereisten van de Ambtsinstructie, geldt het volgende. Agenten zijn dagelijks belast met zware, zeer verantwoordelijke, handhavende taken, waarbij wij van hen verwachten dat zij adequaat en snel handelen. Politieagenten, het blauw op straat, dienen ons als burgers immers te beschermen tegen gevaar en zorg te dragen voor een veilige samenleving. Die diender is de man of vrouw achter 112, het nummer dat gebeld wordt als wij vinden dat de burger hulp nodig heeft en kan en mag verwachten dat de politie ingrijpt.

In het kader van de “permanente” opleiding worden agenten getraind in de toepassing van de Ambtsinstructie. In feite komt dit erop neer dat er jaarlijks een twintigtal gevallen aan de hand van muliple-choice vragen in zeer korte tijd moeten worden beoordeeld. Slechts theorie dus, weinig praktijk……

Als het al zo zou zijn dat er niet volgens de Ambtsinstructie is gehandeld en het aanhoudingsvuur derhalve niet gehanteerd had mogen worden, dan komt agenten een beroep op dwaling toe. Zij hebben verontschuldigbaar gedwaald omtrent de toepasselijkheid van de Ambtsinstructie, hetgeen AVAS met zich meebrengt. Ontslag van alle rechtsvervolging is het gevolg.

Putatief noodweer(exces)

Een andere strafuitsluitingsgrond die in casu relevant is, is putatief noodweer of putatief noodweerexces. Een agent kan in de veronderstelling zijn dat er sprake is van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Aldus kan hem geen verwijt worden gemaakt en is de (excessieve) verdediging excuseerbaar.

Van belang bij het leerstuk van het putatief noodweer is de vraag wanneer een noodweer al dan niet als putatief moet worden bestempeld. Algemeen wordt aangenomen dat de rechter de nodige soepelheid in acht zal nemen en geneigd zal zijn enige subjectivering bij de beoordeling van de noodweersituatie te betrachten. Het zal er in de praktijk niet ver vanaf liggen dat de rechter tot uitgangspunt zal nemen de voorstelling die de dader redelijkerwijs mag maken van de situatie waarin hij verkeert.

Wanneer er sprake is van een opeenstapeling en opbouw van geweld, komt (putatief) noodweer (-exces) in beeld. In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 augustus 2015 is een beroep op putatief noodweer gehonoreerd. Ook in die zaak vreesden de betreffende agenten dat de vluchtende verdachte op zijn marsroute naar de vrijheid slachtoffers zou kunnen maken.

In de uitspraak van de rechtbank Limburg d.d. 17 juli 2015 lijkt het erop dat de rechter een verweer van de verdediging weerlegt met een beroep op de zogenaamde garantenstellung, hoewel dit woord in het vonnis niet wordt gebezigd. De rechtbank Limburg overweegt dat de betreffende politieagent als lid van een arrestatieteam (AT) getraind is in het verrichten van risicovolle aanhoudingen en dus (zo kan uit het vonnis worden afgeleid) dat van hem mag worden verwacht dat hij het hoofd koel houdt tijdens een aanhoudingsoperatie, ook al is deze stressvol. Anders gezegd: van een AT-lid mag in beginsel meer ‘koelbloedigheid’ en stressbestendigheid worden verwacht dan van een gewone politieagent.

De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat bij de beoordeling van het beroep op putatief noodweer betekenis dient te worden toegekend aan verdachtes capaciteiten, bezien in het licht van hetgeen in de situatie als het onderhavige – gelet op zijn beroep, opleiding en training – mag worden verwacht van een politieambtenaar. Uiteraard dient met beroep, opleiding en training rekening te worden gehouden. Het is natuurlijk ook niet zo dat politieagenten boven de wet staan. Echter, daar staat tegenover dat van een politieman, anders dan van een burger, verwacht mag worden dat hij niet wegvlucht, maar juist tot actie overgaat. Een ontslag van alle rechtsvervolging volgt bij een geslaagd beroep op (putatief) noodweer (-exces).

Tot slot

De politiek heeft ook niet stilgestaan. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een stelselherziening geweldsaanwending aangekondigd, een traject waarin het ministerie, de politie en het College van Procureurs-Generaal samenwerken aan een integrale herrijking en herziening van de relevante wet- en regelgeving. Over dit onderwerp schreef de minister onlangs een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer. In de brief valt onder meer te lezen dat de minister werkt aan een nieuwe strafbepaling die specifiek is toegeschreven op overtreding van de geweldsinstructie. Voorts schrijft de minister dat de huidige strafuitsluitingsgronden niet zonder meer adequaat zijn toegesneden op de bijzondere positie van de opsporingsambtenaar die beschikt over een wettelijke geweldsbevoegdheid. Een aparte rechtvaardigingsgrond voor opsporingsambtenaren heeft de voorkeur van de minister. Ook staat een wijziging (actualisering van de Ambtsinstructie) op stapel.

Tot slot kan de rechtbank oordelen dat het toepassen van artikel 9a Sr aan de orde is. Indien het beroep op voornoemde strafuitsluitingsgronden niet opgaat, maar de agent naar eer en geweten gehandeld heeft, kan de rechter dit tot uitdrukking brengen in een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Onlangs geschiedde dit in de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 december 2015 (www.rechtspraak.nl).

Lars Langenberg en Frank Koningsveld
Raetsluy advocaten.