Na een echtscheiding of verbreking van een samenleving is er vaak nog sprake van een ‘gemeenschap’. Een gemeenschap is, ingevolge artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek, aanwezig wanneer een of meer goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten gezamenlijk. Een voorbeeld hiervan is de woning waarvan de ex-echtgenoten of ex-samenlevers nog samen eigenaar zijn. Het komt regelmatig voor dat één van de ex-echtgenoten of ex-samenlevers daar (tijdelijk) blijft wonen. De andere ex-echtgenoot of ex-samenlever wil vaak graag van deze situatie af, omdat hij/ zij nog hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire schuld die op de woning rust. Wat zijn de mogelijkheden van de ex die niet meer in de woning woont?

Ingevolge artikel 3:178 lid 1 Burgerlijk Wetboek kan ieder van de deelgenoten (in dit voorbeeld ex-echtgenoot/ ex-samenlever) te allen tijde verdeling vorderen. Verdeling houdt in: toedeling aan één van de ex-echtgenoten/ ex-samenlevers of verkoop aan derde.

Als de woning aan één van de ex-echtgenoten/ ex-samenlevers wordt toegedeeld, dan moet hieraan uiteraard de voorwaarde worden gesteld dat de ander wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.

Mocht de ex de volledige hypothecaire schuld niet kunnen dragen, maar ook niet willen meewerken aan het te koop zetten van de woning, dan kan (in kort geding) de rechter worden verzocht te bepalen dat de ex dient mee te werken aan het te koop zetten van de woning en de verkoop en levering aan de toekomstige koper. Toewijzing van deze vorderingen hebben grote kans van slagen. Het bepaalde in artikel 3:178 lid 1 BW geeft namelijk een zeer sterk recht: niemand mag namelijk worden verplicht in een gemeenschap te blijven.

Er is echter één ontsnappingsmogelijkheid. Namelijk, op grond van lid 3 van dit artikel kan de rechter voor wie een vordering tot verdeling aanhangig is op verlangen van een deelgenoot de vordering tot verdeling telkens voor maximaal 3 jaren uitsluiten. De rechter zal dat slechts toewijzen als het belang van de ene deelgenoot om de gemeenschap in stand te houden groter is dan het belang van de andere deelgenoot om tot verdeling over te gaan. De rechter moet dus een belangenafweging maken. In de meeste gevallen zal het belang tot onmiddellijke verdeling groter worden geacht dan het belang om daarmee te wachten.

Zo ook in de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 2 juni 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:4449). De vrouw verzocht het hof te bepalen dat de woning, waar zij en de man samen eigenaar van waren, gedurende een termijn van 3 jaren onverdeeld zou blijven, omdat de woning bij onmiddellijke verkoop een onderwaarde zou hebben. De vrouw wilde daarom nog 3 jaar wachten met verkoop, in de hoop dat de huizenprijzen zouden stijgen en daardoor dus een kleinere onderwaarde zou overblijven. Het gerechtshof wees de vordering van de vrouw echter af. In deze uitspraak vond het gerechtshof het belang van de man om onmiddellijk te verdelen dus groter dan het belang van de vrouw om een kleinere onderwaarde over te houden.