Het initiatiefwetsvoorstel beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen is in juli 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. De gedachte achter het wetsvoorstel is dat slechts hetgeen door de inspanning van beide echtgenoten tijdens het huwelijk wordt verworven, aan beiden toekomt.

Het is de bedoeling dat hetgeen dat vóór het huwelijk is verworven of verkregen (dus ook schulden), buiten de gemeenschap valt. Deze ‘moderne’ versie van de gemeenschap van goederen sluit beter aan bij de hedendaagse rechtsopvattingen. Bij echtscheiding hoeven de echtgenoten slechts te verdelen wat zij tijdens het huwelijk aan gemeenschappelijk vermogen hebben opgebouwd. Op basis van een nieuw wetsartikel valt het voorhuwelijkse ondernemingsvermogen niet in de wettelijke gemeenschap van goederen. De ondernemer dient dan wel een vergoeding te betalen aan de gemeenschap gedurende de periode dat hij tijdens het huwelijk de onderneming drijft. De nieuwe wettekst luidt:

1:95a lid 1 BW: “Indien een onderneming buiten de gemeenschap valt, komt ten bate van de gemeenschap een redelijke vergoeding voor de kennis, vaardigheden en arbeid die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.”

Per 1 januari 2018 zal deze nieuwe wet van kracht worden. De vraag is of deze wet een verbetering is op het moment dat sprake is van een personenvennootschap, zoals een eenmanszaak. De eenmanszaak heeft immers geen afgescheiden vermogen. Als één van beide echtgenoten een eenmanszaak drijft, dient bij aanvang van het huwelijk goed te worden gedocumenteerd hoeveel deze eenmanszaak waard is en daarmee dus ook welke activa en passiva tot het privévermogen van de ondernemer behoren. Immers, het gevaar bestaat dat bij scheiding niet meer kan worden achterhaald of een goed een gemeenschapsgoed is, (grotendeels) gefinancierd met gemeenschapsgeld of een goed is dat behoort tot het privévermogen van de ondernemer. Het is daarnaast ook nog niet duidelijk wat onder een ‘redelijke vergoeding’ ten bate van de gemeenschap wordt verstaan. In de literatuur wordt de inschakeling van een bedrijfseconomische deskundige bij het bepalen van een redelijke vergoeding onmisbaar geacht. Dit kan hoge kosten met zich meebrengen.

Veel juristen voorzien problemen voor ondernemers die geen huwelijkse voorwaarden opmaken. Het is daarom aan te raden huwelijkse voorwaarden op te maken. Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij ons kantoor.