Kinderalimentatie wordt bepaald aan de hand van de behoefte van de kinderen, de draagkracht van de onderhoudsplichtigen (veelal de ouders) en de zorgverdeling. In zijn algemeenheid wordt daarbij gebruik gemaakt van de richtlijnen vastgelegd in het Tremarapport (Rapport van de Expertgroep Alimentatienormen) dat jaarlijks wordt uitgebracht. Kan van deze richtlijn ook worden afgeweken? Dit is een vraag die tot veel discussie leidt.

Kwestie van openbare orde

In het geval kinderalimentatie een kwestie van openbare orde zou zijn dan zou men kunnen oordelen dat rechters, maar ook partijen die in een overeenkomst afspraken maken, gehouden zijn zich aan de gestelde normen te houden. In de rechtspraak en de literatuur bestaan verschillende opvattingen. Degenen die stellen dat kinderalimentatie van openbare orde is, wijzen daarbij vaak op een uitspraak van de Hoge Raad uit 1972 (HR 24 november 1972 (NJ 1973, 288)). In deze uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat de rechter die (voor het eerst) een kinderalimentatie vaststelt, daarover zelfstandig dient te oordelen met inachtneming van de wettelijke normen en maatstaven. De rechter is niet gebonden aan wat de ouders onderling over die alimentatie zijn overeengekomen. In de praktijk ziet men regelmatig terugkomen dat partijen, maar ook rechters, stellen dat kinderalimentatie een kwestie van openbare orde is en daarom niet zonder meer van de wettelijke normen en maatstaven kan worden afgeweken.

Wet bevordering voortzetting ouderschap

Is dit – anno 2021 – een uitgangspunt dat nog past bij de huidige tijdsgeest? Wanneer wijken partijen van de wettelijke maatstaven af? Ten tijde van de uitspraak van de Hoge Raad kreeg één van de ouders het gezag over de kinderen als voogd en werd de andere ouder toeziend voogd. Dat is nu heel anders. Zeker met de invoering van de Wet bevordering voortzetting ouderschap en zorgvuldige scheiding in 2009. Uitgangspunt is dat de ouders na de echtscheiding of het verbreken van hun relatie gezamenlijk het ouderlijk gezag uit blijven oefenen. Daarnaast zijn zij gehouden om een ouderschapsplan op te stellen, waarin zij juist afspraken maken over (onder andere) de kinderalimentatie. De wetgever wil de ouders dus juist stimuleren om samen afspraken te maken over de kinderen, waaronder de verdeling van de kosten van de kinderen oftewel de kinderalimentatie.

Dit uitgangspunt staat haaks op het standpunt dat een rechter de gemaakte afspraken ter zijde zou kunnen schuiven en een eigen oordeel zou kunnen geven ongeacht hetgeen de ouders hebben afgesproken.

Grenzen contractsvrijheid

Partijen hebben dus een zekere mate van contractsvrijheid om de kinderalimentatie vast te stellen. Deze vrijheid is echter – ter bescherming van de kinderen – niet onbeperkt. In de wet is bepaald dat overeenkomsten waarbij van het krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien, nietig zijn. Oftewel, als je er later anders over denk dan kan je er op terugkomen.

Als partijen afspraken hebben gemaakt over de kinderalimentatie dan zijn deze niet zonder meer geldig, maar de rechter mag hier ook niet zomaar van afwijken. Als de rechter eigen onderzoek doet en daarna vaststelt dat rekening is gehouden met de behoefte van de kinderen en de draagkracht van partijen dan is rekening gehouden met de wettelijke maatstaven (zijnde de behoefte van het kind en draagkracht van partijen). Hoe deze wettelijke maatstaven worden berekend staat omschreven in de Alimentatienormen. Deze normen zijn nog steeds een richtlijn, waar men van kan en mag afwijken.

Grove miskenning van de wettelijke maatstaven

De vraag is in hoeverre men hiervan mag afwijken en of er – bijvoorbeeld – sprake is van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Uitgangspunt dient te zijn dat de kinderen niet worden benadeeld door de financiële afspraken die de ouders maken. Zolang dit niet het geval is, kan men afwijkende afspraken maken.

Een grove miskenning van de wettelijke maatstaven kan een grondslag zijn voor een wijzigingsverzoek. Het is voldoende om aan te nemen dat een overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, als er sprake is van een duidelijke wanverhouding tussen de onderhoudsbijdrage waartoe de rechter zou hebben beslist en die welke partijen zijn overeengekomen. Dan kan in het midden blijven of partijen al dan niet bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken.

In de praktijk

De rechtbank Gelderland heeft op 3 februari 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:510) hierover geoordeeld. In deze procedure speelde het volgende. Partijen zijn bij het maken van het ouderschapsplan en de vaststellingsovereenkomst bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven. Zo staat in het ouderschapsplan over de hoogte van het netto gezinsinkomen vermeld: ‘Dit is weliswaar lager dan het bedrag waarmee in de alimentatieberekeningen is gerekend die in de periode 2013 tot 2019 door partijen zelf zijn gemaakt, maar partijen gaan akkoord met deze bedragen en achten deze een goede basis voor de toekomstige berekeningen.’ Later staat er ook: ‘Inkomsten van de huidige of eventuele toekomstige partners van zowel de man als de vrouw zullen op geen enkele wijze worden meegenomen in de berekeningen ter vaststelling van de kinderalimentatie’.

De vrouw verzoekt de rechtbank om de kinderalimentatie vast te stellen op het bedrag dat partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen. De man stelt dat hij niet aan de overeenkomst is gehouden, omdat hij zich niet voldoende heeft laten inlichten over de wettelijke maatstaven. De vrouw is hertrouwd, zodat de stiefouder ook een onderhoudsverplichting heeft. Hiermee is geen rekening gehouden in het ouderschapsplan. Hetgeen ook expliciet staat omschreven. Daarnaast stelt de man dat het partijen niet zonder meer vrij staat een afspraak als de onderhavige te maken.

De rechtbank oordeelt dat de afspraken die partijen maken niet zonder meer geldig zijn, maar dat de rechter hier ook niet zo maar van mag afwijken mits rekening is gehouden met de behoefte en draagkracht. De rechtbank merkt hierbij op dat deze regels er zijn om ervoor te zorgen dat kinderen niet tekort komen als gevolg van de afspraken tussen hun ouders.

Eén en ander heeft niet als doel om, zoals de man meent, ervoor te zorgen dat een ander (in dit geval de stiefouder) een groter deel van de kosten op zich neemt, zodat de ‘echte’ vader van de kinderen maar een heel laag bedrag hoeft te betalen. Hierbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat er wetgeving in voorbereiding is die zal regelen dat stiefouders niet langer hoeven bij te dragen voor stiefkinderen, met als achtergrond dat dit de verantwoordelijkheid van ouders voor hun kinderen is. Ook hieruit volgt dat breed is geaccepteerd dat de primaire verzorgingsplicht bij de ouders van kinderen ligt. Ook al hebben partijen het inkomen van de stiefouder niet meegenomen bij het vaststellen van de uitgangspunten voor het door de man te betalen bedrag, men blijft gebonden aan de overeenkomst (aldus de rechtbank). Immers, de kinderen worden niet financieel benadeeld. Daarnaast is niet gebleken van zodanige gewijzigde omstandigheden dat het in hoge mate onbillijk zou zijn als de man aan de overeenkomst wordt houden (er bestaat geen wanverhouding). De rechtbank wijst daarom het verzoek van de vrouw toe.

Conclusie

Naar mijn mening kan men dus best afwijkende afspraken maken waar het om kinderalimentatie gaat. Men moet echter verschillende spelregels voor ogen houden:

1. De afspraken moeten gebaseerd zijn op de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht. Deze maatstaven kan men zelf (groten)deels inkleden.
2. De kinderen mogen geen financieel nadeel ondervinden van de afspraken.
3. Er mag geen sprake zijn van een grote wanverhouding tussen hetgeen partijen hebben afgesproken en hetgeen de rechter zou beslissen.

Wordt hier aan voldaan, dan zijn er afdwingbare afspraken tot stand gekomen. Ook al wijkt het af van een berekening op basis van de alimentatienormen. Het is echter belangrijk dat partijen zich laten informeren en adviseren over hetgeen op basis van de geldende normen en maatstaven correct zou zijn. Juist om houdbare afspraken te kunnen maken.

Dit artikel is geschreven door mr. Eveline Martina-Dirks van Knuwer advocaten Alkmaar. Behoefte aan meer informatie? Neem dan contact met haar op via dirks@knuweralkmaar.nl of 072-2001042.