In november 2020 is bekend geworden dat de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) in werking zal treden per 1 januari 2021. Enige tijd geleden plaatsten wij een artikel over de hoofdlijnen van de WHOA. Twee weken na de inwerkingtreding van de WHOA heeft de rechtbank Den Haag de eerste beschikking op grond van de WHOA uitgesproken. In dit artikel behandelen wij deze beschikking van de rechtbank Den Haag.

Algemeen over de WHOA

De WHOA heeft primair betrekking op ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast insolvent dreigen te raken, maar die in de kern nog wel levensvatbaar zijn en rendabele bedrijfsactiviteiten verrichten. Die ondernemingen kunnen hun gezamenlijke schuldeisers een onderhands schuldenakkoord aanbieden om de schuldenlast van de onderneming te saneren.
Om de schuldenaar in de gelegenheid te stellen om een onderhands schuldenakkoord tot stand te brengen, heeft de wetgever een aantal voorzieningen in de WHOA opgenomen. Een voorziening die de schuldenaar ten dienste staat is het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode. De afkondiging van een afkoelingsperiode heeft een aantal gevolgen:

  • schuldeisers op wie de afkoelingsperiode van toepassing is, kunnen hun bevoegdheid tot verhaal op goederen die tot het vermogen van de schuldenaar behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden, niet uitoefenen zonder machtiging van de rechtbank;
  • de rechtbank kan op verzoek van de schuldenaar beslagen opheffen, en
  • de behandeling van verzoeken tot verlening van surseance van betaling of faillietverklaring worden geschorst

De rechtbank zal het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode toewijzen wanneer summierlijk blijkt dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming te kunnen voorzetten tijdens de voorbereiding van een akkoord. Daarnaast moet redelijkerwijs kunnen worden aangenomen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij de afkondiging van de afkoelingsperiode. Tot slot mogen de partijen die door de afkoelingsperiode worden geraakt niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.

Feiten

Uit de beschikking van de rechtbank Den Haag volgt dat de schuldenaar onder meer heeft aangevoerd dat zijn onderneming vanwege persoonlijke omstandigheden van 2016 tot en met 2019 verliezen heeft geleden. Op de voorraad en inventaris van de schuldenaar is tweemaal beslag gelegd.

Door kostenbesparende maatregelen heeft de onderneming (vermoedelijk in 2020) een positief resultaat behaald. Om de onderneming te kunnen voortzetten, zal er echter wel een oplossing moeten komen voor de huidige schulden. Om de schuldenlast van de onderneming te saneren heeft de schuldenaar op 5 januari 2021 een verklaring ter voorbereiding van een onderhands schuldenakkoord gedeponeerd ter griffie van de rechtbank Den Haag. De schuldenaar heeft de rechtbank Den Haag verzocht om een afkoelingsperiode van twee maanden en een verzoek tot opheffing van de beslagen. De schuldenaar heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure.

Uit de beschikking blijkt dat de schuldenaar vreest dat schuldeisers zijn faillissement zullen aanvragen en dat de kans groot is dat de schuldeisers niets zullen ontvangen in faillissement. Indien een onderhands schuldenakkoord echter slaagt, zal de preferente schuldeiser vermoedelijk de betaling van 45% van zijn vordering ontvangen en zullen de concurrente schuldeisers vermoedelijk de betaling van 22,5% van hun vorderingen ontvangen. Dit zal echter enkel het geval zijn wanneer de schuldenaar zijn onderneming kan voortzetten en dit is ook waarop de verzoeken tot afkondiging van een afkoelingsperiode en tot opheffing van de beslagen zijn gericht.

Oordeel rechtbank Den Haag

Ten eerste wijst de rechtbank Den Haag het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toe. De rechtbank Den Haag oordeelt dat summierlijk is gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten, nu het kunnen voortzetten van de onderneming een belangrijk onderdeel is van het beoogde akkoord. Daarnaast is summierlijk gebleken dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers door de afkoelingsperiode worden gediend. Met een onderhands schuldenakkoord zal een hogere uitkering aan de schuldeisers kunnen plaatsvinden dan ingeval van faillissement. Indien de onderneming kan worden gecontinueerd is een derde bereid om een bedrag van € 50.000,00 aan de onderneming ter beschikking te stellen. Daarnaast wordt er door het onderhands schuldenakkoord een hogere (reorganisatie)waarde gerealiseerd dan de opbrengst in geval van vereffening van het vermogen in faillissement (liquidatiewaarde).
Daarnaast wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing van de beslagen eveneens toe, nu summierlijk is gebleken dat de beslagleggers niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad door opheffing van de beslagen.

Conclusie

De beschikking van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2021 is de eerste gepubliceerde uitspraak op grond van de WHOA. Uit de beschikking blijkt dat de rechtbank het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode en het verzoek tot opheffing van de beslagen toewijst. Door het toewijzen van beide verzoeken krijgt de schuldenaar de gelegenheid om in relatieve rust een onderhands schuldenakkoord voor te bereiden.

Tot slot

De insolventierechtspecialisten en de regelmatig aangestelde curatoren verbonden aan Lawwise Advocaten hebben jarenlange ervaring op het gebied van herstructureringen en faillissementen. De specialisten van Lawwise Advocaten hebben meerdere malen met succes onderhandse schuldenakkoorden tot stand gebracht tussen schuldenaren en schuldeisers (vóór de inwerkingtreding van de WHOA). Ook in het kader van een schuldenregeling op basis van de WHOA staan de specialisten van Lawwise Advocaten u graag bij.
Wenst u meer over dit onderwerp te weten, neem dan contact op met de insolventierechtspecialisten van Lawwise Advocaten.