Het coronavirus (COVID-19) kan voor een huurder met een aflopend huurcontract in deze tijd nadelige gevolgen hebben. Ministers Van Veldhoven (Milieu en Wonen) en Dekker (Rechtsbescherming) stuurden daarom op 6 april j.l. het wetsvoorstel Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten naar de Tweede Kamer. In dit artikel worden de belangrijkste aspecten van het wetsvoorstel besproken.

Gedachte achter het wetsvoorstel

De Memorie van Toelichting maakt duidelijk dat in deze tijden van crisis zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat huurders op straat komen te staan. Wanneer huurders te maken krijgen met quarantaine, ziekte, ontslag of dubbele diensten in de zorg, past het in deze tijden niet, zo blijkt uit de toelichting, om van huurders te verwachten dat zij zich volledig kunnen richten op het zoeken naar een nieuwe woonruime als hun tijdelijke huurcontract binnenkort afloopt. Het wetsvoorstel voorziet daarom in een mogelijkheid om huurders van deze last tijdelijk te ontdoen.

Inhoud wetsvoorstel

De tijdelijk wet moet het mogelijk gaan maken om huurovereenkomsten voor een bepaalde tijd tijdelijk te verlengen. Dit is op dit moment namelijk niet mogelijk. Nu is het enkel op mogelijk een tijdelijke huurovereenkomst te verlengen tot een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Duidelijk is wel dat deze tijdelijke mogelijkheid tot verlenging bedoeld is voor de duur van de crisis. Verhuurders en huurders worden namelijk de mogelijkheid geboden om een huurovereenkomst van bepaalde tijd tijdelijk te verlengen met maximaal drie maanden en uiterlijk tot 1 september 2020. Hierbij moet het gaan om tijdelijke huurovereenkomst die eindigen in de periode 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020. In het wetsvoorstel is de mogelijkheid opgenomen om de spoedwet te verlengen mocht de coronacrisis langer duren.

Informatieplicht verhuurder

Op basis van de huidige regelgeving is de verhuurder verplicht uiterlijk één maand en ten hoogste drie maanden voor de einddatum van de tijdelijke huurovereenkomst, de huurder over het einde van de huurovereenkomst te informeren. De tijdelijke wet stelt daarnaast expliciet dat de verhuurder bij deze schriftelijke aanzegging de huurder op de hoogte moet stellen van de mogelijkheden die de tijdelijke wet biedt.

Tijdelijke verlenging verzoeken als huurder

De huurder kan binnen een week na de aanzegging zelf een schriftelijk verzoek doen aan de verhuurder tot tijdelijke verlenging. Zoals gezegd betreft dit dan een verlenging van één, twee of drie maanden. Vervolgens kan de verhuurder de verlenging van de overeenkomst enkel weigeren in een aantal bij de tijdelijke wet voorziene gevallen. Een voorbeeld van zo’n weigeringsmogelijkheid is bijvoorbeeld als de verhuurder de woning opnieuw verhuurd heeft en de huurovereenkomst ingaat. Het verzoek tot verlenging kan door de verhuurder ook geweigerd worden in de huurder zich niet heeft gedragen zoals een huurder betaamt. De Memorie van Toelichting benadrukt dat dit een gebruikelijke reden is om een lopende huurovereenkomst te ontbinden. De spoedwet brengt hier geen verandering in. De verhuurder dient binnen een week na het verzoek van de huurder tot tijdelijke verlenging de huurder schriftelijk te informeren over deze weigering. Wanneer de tijdelijke verlening van de huurovereenkomst door verhuurder en huurder zijn overeengekomen, heeft deze huurovereenkomst dezelfde status als een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:271, eerste lid, tweede zin, van het BW. Dit betekent dus dat de reguliere wettelijke bepalingen onverkort van toepassing zijn.

Afsluiting

Het wetsvoorstel is, na een kleine wijziging, op 16 april j.l. met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. Behandeling in de Eerste Kamer is op korte termijn te verwachten.