De besloten vennootschap (B.V.) is een rechtsvorm die een beperkte aansprakelijkheid kent. Dit betekent dat de aandeelhouders en bestuurders van een B.V. in beginsel niet aansprakelijk zijn voor de schulden van de B.V. De B.V. is namelijk als rechtspersoon zelfstandig drager van rechten en verplichtingen, hetgeen betekent dat de B.V. zelfstandig een (eigen) vermogen heeft.

Echter, onder omstandigheden kan een bestuurder van een B.V. toch worden aangesproken door een schuldeiser van de vennootschap. Juridisch gezien is het dan niet zo dat de bestuurder de schulden van de B.V. ‘overneemt’, maar is er sprake van een zelfstandig onrechtmatig handelen van de bestuurder die hem verplicht op te komen voor de schade die de schuldeiser als gevolg van dat onrechtmatig handelen heeft geleden. Hierbij verdient opmerking dat de schade niet altijd gelijk hoeft te zijn aan de schuld die de B.V. ten opzichte van de schuldeiser heeft.

Bij benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaald blijven van diens vordering kan ook naast de aansprakelijkheid van de vennootschap, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, in twee situaties sprake zijn van aansprakelijkheid van de bestuurder:

  1. de bestuurder gaat namens de B.V. een verplichting aan jegens een derde waarbij hij weet of behoort te weten dat de vennootschap haar verplichting niet kan nakomen en geen verhaal zal kunnen bieden. Dit is de zogeheten ‘Beklamel-norm’, welke norm is vernoemd naar een van de partijen in het arrest van de Hoge Raad waarin deze norm werd ontwikkeld;
  2. de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Dit heet ook wel ‘betalingsonwil’.

In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat niet elk onzorgvuldig handelen of ‘fout’ bestuurdersaansprakelijkheid oplevert. Het moet gaan om een ernstig verwijtbaar handelen. De lat ligt derhalve hoog, maar dit is ook begrijpelijk, aangezien anders de beperkte aansprakelijkheid van de B.V., die natuurlijk voor veel ondernemers de reden is om een B.V. op te richten, (te veel) zou worden uitgehold.

Het Spaanse Villa-arrest van de Hoge Raad

Zoals opgemerkt, is voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder steeds een voldoende ernstig persoonlijk verwijt vereist. Daarom is in de juridische literatuur enige verwarring ontstaan toen de Hoge Raad in zijn arrest van 23 november 2013 (NJ 2013, 302 (Spaanse Villa)), zonder een voldoende ernstig persoonlijk verwijt als voorwaarde te stellen, de persoonlijke aansprakelijkheid heeft aangenomen van een makelaar, die tevens de bestuurder was van de vennootschap middels welke hij zijn beroep uitoefende. Volgens sommige rechtsgeleerden zou de Hoge Raad een afzonderlijke categorie van bestuurdersaansprakelijkheid hebben gecreëerd en uitten daarom kritiek op de uitspraak van de Hoge Raad. Wat was er nu aan de hand in de Spaanse Villa-zaak?

In de Spaanse Villa-zaak was aan de orde een geval waarin een makelaar, die zoals reeds opgemerkt tevens bestuurder was van de besloten vennootschap middels welke hij zijn beroep uitoefende, voor een echtpaar heeft bemiddeld bij de aankoop van een villa in Spanje, waarbij het echtpaar na de koop heeft vernomen dat de villa is afgebroken, aangezien – kort gezegd – er geen bouwvergunning was afgegeven voor de bouw van die villa. De Hoge Raad kwam tot het oordeel dat de makelaar een persoonlijk op hem rustende zorgvuldigheidsverplichting heeft geschonden door – kort gezegd – na te laten zich goed te laten informeren over de (on)mogelijkheden van woningbouw ter plaatse en de risico’s van het ontbreken van een bouwvergunning mede te delen aan de kopers. De Hoge Raad overwoog dat bij de schending van een persoonlijk op een bestuurder rustende zorgvuldigheidsverplichting de gewone regels van de onrechtmatige daad gelden, zodat in dat geval voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder géén voldoende ernstig persoonlijk verwijt vereist is.

De verwarring die bij enkele rechtsgeleerden is ontstaan naar aanleiding van het Spaanse Villa-arrest, verbaasde mij toen ik kennis nam van het arrest. Bij een nauwkeurige lezing van dat arrest kan men namelijk alleen concluderen dat het oordeel van de Hoge Raad niet gelezen moet worden in de sleutel van het leerstuk van de bestuurdersaansprakelijkheid, maar in de sleutel van het leerstuk van de beroepsaansprakelijkheid, zodat het alleszins begrijpelijk is dat Hoge Raad voor de aansprakelijkheid van de makelaar niet heeft gehanteerd de strenge maatstaf van het voldoende ernstig persoonlijk verwijt. In dit arrest heeft de Hoge Raad immers voorop gesteld dat het hof de makelaar aansprakelijk heeft geoordeeld op de grond dat hij in strijd heeft gehandeld met een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm en niet op de grond dat hem als bestuurder het verwijt wordt gemaakt dat door zijn onbehoorlijke taakuitoefening de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld. Of anders gezegd, de Hoge Raad oordeelde in wezen dat de makelaar persoonlijk een beroepsfout had begaan.

Uit het Spaanse Villa-arrest dient derhalve te worden afgeleid dat het vereiste van een voldoende ernstig persoonlijk verwijt alleen aan de orde is, indien het gewraakte handelen van een bestuurder een handelen in die hoedanigheid betreft, en dat (derhalve) wanneer sprake is van een persoonlijk beroepsmatig handelen – zeg maar ‘een handelen in privé’ – of van enig ander persoonlijk handelen, genoemd vereiste niet aan de orde is.

De crux van het oordeel van de Hoge Raad zit hem naar mijn mening in het feit dat het echtpaar geen overeenkomst had met de besloten vennootschap waarvan de aangesproken makelaar bestuurder was, zodat de aangesproken makelaar mijns inziens terecht geacht werd persoonlijk (‘in privé’) te hebben gehandeld en te hebben bemiddeld. Dit is naar mijn mening hetgeen de rechtsgeleerden die kritiek op het Spaanse-Villa-arrest hebben geuit – ten onrechte – niet hebben gezien.

De twijfel die is ontstaan, is intussen (gelukkig) weggenomen door de Hoge Raad zelf. De Hoge Raad heeft namelijk in een recent arrest waar het over een andere zaak ging, te weten het Tulip Air-arrest (HR 5 september 2014, RvdW 2014/1016), en kennelijk naar aanleiding van de bij sommige rechtsgeleerden ontstane verwarring, toegelicht dat in de Spaanse Villa-zaak geen bestuurdersaansprakelijkheid aan de orde was, maar aan de orde was “de vraag of de betrokkene, optredend als deskundig bemiddelaar (dienstverlener), had gehandeld in strijd met een op hem in die hoedanigheid van deskundig bemiddelaar rustende zorgvuldigheidsnorm”.

Bestuurders van B.V.’s kunnen dus opgelucht adem halen. Het is niet gemakkelijker geworden om een bestuurder van een B.V. aansprakelijk te stellen. Dit neemt evenwel niet weg dat het nog altijd verstandig is om een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Er zijn nog altijd te veel bestuurders, die daar niet aan denken.

Heeft u in een situatie als deze hulp nodig, wilt u advies of wenst u overleg, dan kunt u contact met ons opnemen.
https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/van-as-advocaten-den_bosch/” target=”_blank”>mr. R. Haouli (Rachid)
Tel: 073 – 7600 149
https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/van-as-advocaten-den_bosch/” target=”_blank”>Rottier Advocaten
s’-Hertogenbosch