In een eerder artikel beschreef ik de mogelijkheden voor een weduwe om het voortgezet gebruik van met name de woning van haar overleden man te claimen en dat de erfgenamen hieraan niet veel kunnen doen.

In veel gevallen zal de woning echter belast zijn met een grote of kleine hypotheekschuld en de overleden man kan daarnaast (forse) schulden hebben die onmiddellijk voldaan moeten worden. Ook zijn er misschien schulden vanwege begrafeniskosten, erfbelasting en/of schulden doordat één of meer kinderen een beroep heeft gedaan op de legitieme. Als er dan geen overlijdensrisicoverzekering is en onvoldoende vermogen aanwezig is (buiten het vermogen dat is gevormd door de woning), dringt zich de vraag wat de gevolgen zijn van het claimen van een verzorgingsvruchtgebruik van artikel 4:29 BW.

Rangorderegeling

In beginsel gaan de bestaande schulden voor het overlijden, de schuld vanwege kosten van de begrafenis en de schuld vanwege de erfbelasting voor op het recht van de weduwe op het vruchtgebruik. Dat is zo geregeld in de rangorderegeling van artikel 4:7 BW.

De wet bepaalt verder nog eens “dat het vruchtgebruik niet kan worden ingeroepen tegen” schuldeisers. Dat betekent in elk geval dat als de woning op verzoek van een schuldeiser wordt geëxecuteerd, de executant geen rekening hoeft te houden met het vruchtgebruik en de woning dus vrij van het vruchtgebruik kan worden geveild en geleverd. Daarbij moet worden opgemerkt dat onder schuldeisers niet worden begrepen de kinderen die een beroep doen op de legitieme. Dat zijn wel schulden van de nalatenschap maar met een lagere rang dat de echtgenote die het vruchtgebruik wenst.

Wat nu als er schulden zijn en te weinig ander vermogen om de schulden uit te voldoen?

In het algemeen is het wel verstandig om aanspraak te maken op het vruchtgebruik. Erfgenamen zullen het niet snel op executie laten aankomen omdat de te verwachten opbrengst lager kan zijn dan bij een (toekomstige) vrije verkoop.

Bovendien mag de weduwe die aanspraak maakt op het vruchtgebruik ook “andere” goederen aanwijzen waarop verhaal kan worden gezocht. In dat kader is bepleitbaar dat de weduwe, als eigenlijk alleen de woning beschikbaar is voor verhaal voor schuldeisers en het vruchtgebruik is gevestigd, de woning kan verkopen ter voldoening van de schulden en het vruchtgebruik blijft rusten op hetgeen over is van de opbrengst van de woning na voldoening van de schulden. Wellicht kan van die restantopbrengst een (kleinere) woning worden gekocht, waarop het vruchtgebruik dan blijft bestaan.

Dat strookt in elk geval volledig met de strekking van de regeling waarin de wetgever heeft willen zorgen dat de “onterfde” weduwe toch een dak boven haar hoofd houdt.

Wij staan voor u klaar

Als u betrokken bent bij een nalatenschap waarin verzorgingsvruchtgebruiken problemen veroorzaken, kunt u met vragen daarover altijd terecht.

Roeland Maat, advocaat bij Advocatenkantoor Zeeland