Het is de klassieke gedachte: echtgenoten moeten elkaar van het nodige voorzien. Dat is een verplichting tijdens het leven maar ook na de dood is het erfrecht zo vormgegeven dat hieraan invulling wordt gegeven. Het huwelijk eindigt dan wel maar door de wettelijke verdeling krijgt de weduwe in beginsel de hele nalatenschap feitelijk ter beschikking zonder dat zij met kinderen of stiefkinderen direct hoeft af te rekenen. Het is de wettelijke implementatie van het langstlevendentestament in de vorm van een ouderlijke boedelverdeling, althans zo lijkt het.

Onterving: een casus uit de praktijk

Toch gaat het lang niet altijd op deze manier. In mijn praktijk kwam een weduwe op consult. Zij was de derde vrouw van haar echtgenoot en net zo jong als de kinderen uit het eerste huwelijk van de zojuist overleden echtgenoot.

Op het moment dat de echtgenoot in het langdurige echtscheidingstraject zat met zijn tweede echtgenote, heeft hij uit angst dat de nalatenschap aan haar zou toevallen een testament opgemaakt. Daarin had hij zijn twee dochters tot zijn enige erfgenamen benoemd. Het vermogen bestond vrijwel volledig uit de woning waarin de echtgenoot woonde. Na zijn scheiding was het testament feitelijk overbodig en verdween het in een lade.

Vier jaar later leerde hij zijn derde vrouw kennen en een jaar later hertrouwde hij. Na enkele gelukkige huwelijkse jaren, waarin de nieuwe echtgenote op het laatst waardevolle zorg had verleend, kwam de echtgenoot te overlijden.

Niemand was op de hoogte van het testament en de begrafenisondernemer maakte al duidelijk dat de weduwe zelf de kosten van de begrafenis behoorde te voldoen. Onverwachts kwam het testament boven tafel, een testament waarin de weduwe en tevens derde echtgenote feitelijk was “onterfd”, al was dat nooit een bewuste keuze geweest.

Gevraagd of ik voor de weduwe iets kon betekenen, met name ook vanwege de begrafeniskosten, wees ik de weduwe op bepaalde wettelijke rechten voor onterfde partners. Het gaat om de zogeheten verzorgingsvruchtgebruiken van de artikelen 4:29 en 4:30 BW. In de wet is opgenomen dat de weduwe recht heeft op het blijven gebruiken tot haar dood van woning en inboedel (een vruchtgebruik). Ook kan zij op andere goederen een vruchtgebruik claimen als zij die goederen nodig heeft voor haar verzorging.

De jongste stiefdochter stelde zich weliswaar op het standpunt dat de weduwe geen behoefte had aan het gebruik van de woning maar de wet neemt tot uitgangspunt dat vruchtgebruik op woning en inboedel er komt en de behoefte is in beginsel een gegeven.

Vruchtgebruik

Overigens is het verkrijgen van het vruchtgebruik wel aan strikte regels gebonden. Zo moet de weduwe binnen zes maanden kenbaar maken dat zij aanspraak maakt op het vruchtgebruik of zelfs eerder als erfgenamen en/of de executeur hierom vraagt. Vervolgens verjaart het recht om de vestiging van het vruchtgebruik te verzoeken / vorderen bij de rechter door verloop van vijftien maanden na het overlijden. Verder kan het zijn dat schuldeisers van de nalatenschap feitelijk verhinderen dat een vruchtgebruiksituatie kan (voort)bestaan. Daarover is een apart artikel geschreven.

Wil de weduwe ook op andere goederen een vruchtgebruik dan zal zij, als ze bij de rechter voorlegt dat vruchtgebruik te vestigen, zelf moeten stellen en bewijzen dat zij die goederen nodig heeft voor haar verzorging.

Testament

De vraag dringt zich op of het dan voor de echtgenoot wel zin had om ten opzichte van zijn tweede echtgenote een testament te maken. Dat is nog altijd nuttig. De tweede echtgenote kan namelijk niet op het verzorgingsvruchtgebruik van woning en inboedel aanspraak maken als zij niet in de betreffende woning woont ten tijde van het overlijden. Bovendien vervalt het recht op de verzorgingsvruchtgebruiken als er een jaar is verstreken vanaf de datum van aanvraag van de echtscheiding (en die niet al eerder is uitgesproken).

De echtgenoot had, als hij zich gerealiseerd had dat zijn voorziening via zijn testament maar bedoeld was voor de duur van de echtscheiding, er wellicht voor kunnen kiezen om een testament met een tijdelijke geldigheidsduur te laten opmaken of een testament waarin niet specifieke erfgenamen werden aangewezen maar waarin alleen de tweede echtgenote werd onterfd.

Vragen? Wij helpen u graag.

Met vragen over (verzorgings)vruchtgebruiken kunt u altijd terecht.

Roeland Maat, advocaat bij Advocatenkantoor Zeeland