Achtergrond van de tuchtzaak. Klager is in 2003 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant was vastgelegd dat klager partneralimentatie zou betalen tot 6 juni 2006, later werd dat 26 juni 2006. Op 21 maart 2006 heeft de ex-echtgenote van klager verzocht om verlenging van de alimentatieverplichting. Klager heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerder (haar advocate, red.), die namens klager tot aan de Hoge Raad heeft geprocedeerd. De procedures waren zonder succes. De alimentatieverplichting bedroeg op dat moment € 2.372,37 per maand. Bij de behandeling van echtscheidingszaak zijn misslagen gemaakt, waarbij zittingen niet goed zijn voorbereid en ten onrechte is geadviseerd alimentatiebetaling stop te zetten, blijkt uit de volgende overwegingen van de raad:

5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd.

Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4 Klachtonderdeel 1

Verweerder heeft diverse misslagen gemaakt. Immers:

– tot het moment dat klager verzocht om overdracht van het dossier zijn 4,5 jaar verstreken zonder dat een deugdelijk verzoek tot nihilstelling c.q. verlaging van de alimentatie was ingediend

– op basis van de jurisprudentie (waaronder het arrest van de Hoge Raad d.d. 11 april 2003) had verweerder moeten weten dat de periodes van de huwelijken bij elkaar opgeteld worden en had hij een verzoek tot nihilstelling c.q. verlaging van de alimentatie moeten indienen bij de sector familierecht

– in het beroepschrift d.d. 4 januari 2007 heeft verweerder verzocht om nihilstelling c.q. verlaging van de alimentatie, maar een dergelijk verzoek kan niet voor het eerst worden ingediend in appel, maar had moeten worden ingediend in eerste aanleg; het indienen van dit zelfstandig verzoek in appel was derhalve bij voorbaat kansloos

– in plaats van het indienen van een verzoekschrift bij de sector familierecht heeft verweerder er voorts voor gekozen om een dagvaardingsprocedure te starten op basis van onrechtmatige daad; het betoog van verweerder dat hij deze weg heeft bewandeld omdat “tijdens de alimentatieprocedure is komen vast te staan dat de vrouw over eigen inkomsten beschikte” neemt niet weg dat dit bij uitstek een reden is om een verzoekschrift tot nihilstelling c.q. verlaging van de alimentatie in te dienen

– eerst op 17 februari 2010, derhalve drie jaar nadat in hoger beroep het zelfstandig verzoek was ingediend, heeft verweerder een verzoekschrift tot nihilstelling c.q. verlaging van de alimentatie ingediend. In het verzoekschrift is – anders dan het processtuk doet vermoeden – echter niet om nihilstelling of verlaging van de alimentatie gevraagd, maar om een zestal verklaringen voor recht.; alle primaire verzoeken zijn gebaseerd op de stelling dat de alimentatieplicht is geëindigd op 6 juni 2006, terwijl al onherroepelijk was vastgesteld dat de alimentatieplicht 12 jaar duurt. De primaire verzoeken zijn om die reden ook afgewezen.

5.2 Op basis van het bovenstaande is de raad derhalve van oordeel dat klachtonderdeel 1 gegrond is.

Alle overige klachten zijn ook gegrond, behalve dat niet is gebleken dat onvoldoende is gecommuniceerd en niet is meegewerkt aan overdracht van het dossier. De advocaat krijgt een schorsing opgelegd voor de duur van vier weken.

YA2617 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B155-2011 Beslissing van 19 maart 2012

Bron:

Echtscheiding op Huis Advocaten