Regels in bestemmingsplannen hebben gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van grond en gebouwen en daarmee voor de bedrijfsvoering. Regelmatig wordt de bedrijfsvoering beperkt door die regels. Zodra sprake is van een onevenredige beperking van de bedrijfsvoering is geen sprake meer van een “goede ruimtelijke ordening” en kan aan de bestuursrechter verzocht worden tot vernietiging van het bestemmingsplan over te gaan.

Wanneer wordt “onevenredige beperking van de bedrijfsvoering”aangenomen?
Onlangs deed de Raad van State uitspraak in een procedure, waarin een varkenshouder van mening was dat het toegestane bouwvlak op zijn perceel groter moest zijn dan de toegekende 1 hectare. De varkenshouder stelde hij dat hij een grotere oppervlakte nodig zou hebben om aan de toekomstige dierenwelzijnseisen en gezondheidseisen te kunnen voldoen, waarbij hij zich onder meer beriep op afspraken met de vleessector. De gemeente stelde dat uitbreiding reeds mogelijk is binnen het toegekende bouwvlak van 1 hectare en dat hij de varkenshouderij niet hoeft in te laten krimpen om aan de door de varkenshouder genoemde eisen te voldoen. Daar kwam volgens de gemeente bij dat het perceel gelegen is in een gebied met een gemengd karakter en in de nabijheid van de dorpskern.

De Raad van State oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het plan de bedrijfsvoering niet onevenredig beperkt. Daarbij nam de Raad van State in aanmerking dat de hiervoor bedoelde afspraken met de vleessector slechts aanbevelingen bevatten voor de economische ontwikkeling van de varkensketen en geen concrete afspraken. Er was sprake van toekomstige bedrijfsvoering.

In een andere recente procedure had een boomkweker meer succes. Deze procedure had betrekking op bestaande bedrijfsvoering binnen het Bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-
Holten. De boomkweker was van mening dat de hoogte van bouwwerken ten onrechte in het bestemmingsplan was beperkt tot 2 meter. De gemeente had te kennen gegeven het niet wenselijk te vinden om voor een bebouwingsoppervlakte van meer dan 500 m2 bebouwing toe te staan met een hoogte van meer dan 2 meter. Dit in verband met de bescherming van de openheid van het landschap. Het betrof hier namelijk een overgangsgebied tussen bedrijfsbebouwing en agrarisch landschap naar de bebouwde kom.

De Raad van State overwoog dat de boomkweker aannemelijk had gemaakt dat de aanwezigheid van tunnelkassen met een hoogte van ongeveer 3 tot 4 meter voor de kweek van bamboe en laurier van evident belang voor de bedrijfsvoering is. De Raad van State oordeelde dat de gemeente onvoldoende inzichtelijk had gemaakt in hoeverre rekening is gehouden met de bedrijfsbelangen bij een vergroting van het bebouwingsoppervlak voor bouwwerken hoger dan 2 meter. Dit leidde tot gedeeltelijke vernietiging van het bestemmingsplan wegens een ondeugdelijke motivering.

Conclusie
Het is van belang om planologische besluiten betreffende het eigen perceel of in de directe nabijheid daarvan goed in de gaten te houden. Door tijdig melding te maken bij de overheid van gewenste uitbreidingsmogelijkheden – en dus ook van toekomstige bedrijfsvoering – kunnen belemmeringen van de eigen bedrijfsvoering als gevolg van planologische besluiten worden voorkomen. Maar ook daarna zijn er mogelijkheden beperkingen in de bedrijfsvoering op te lossen door de gemeente te verzoeken om een omgevingsvergunning te verlenen of om het bestemmingsplan te herzien.

Een definitief bestemmingsplan hoeft geen eindstation te zijn voor de bedrijfsvoering.

Hebt u een vraag over dit onderwerp of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen? Neem dan gerust https://www.huisadvocaten.nl/contact/”>contact op.

title=”Advocaat M.B.W. Litjens” href=”https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/daniels-huisman-advocaten-almelo/”>mw. mr. M.B.W. Litjens
title=”advocaat Almelo” href=”https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/daniels-huisman-advocaten-almelo/”>Daniels Huisman advocaten
Almelo
Tel: 0546 – 702 053