Op 10 november 2020 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen aangenomen. Het wetsvoorstel beoogt de kwaliteit van bestuur en toezicht te verbeteren bij verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappen en sluit aan bij bestaande wettelijke regels voor de naamloze en besloten vennootschap. Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin 2021 in
Cliënte wil een opbouw maken op haar woning. De door haar opgerichte Vereniging van eigenaren keert zich tegen haar.
Begin dit jaar heb ik in een drieluik de voorwaarden besproken voor het verkrijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor minderjarigen, volwassenen en rechtspersonen. In dit artikel bespreek ik de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB).
Ondergetekende is als advocaat ook lid van de ontslagadviescommissie bij het UWV, namens een werknemersorganisatie. Door ook eens aan de andere kant van de tafel te zitten, kan ik mijn cliënten beter adviseren
In onze vorige artikelen hebben we aandacht besteed aan de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor twee type natuurlijke personen, de minderjarige en de volwassene.
Interessant is de uitspraak in een van onze CBR-zaken van medio vorig jaar. Cliënt was in april 2007 aangehouden door de politie waarbij een alcoholpercentage van meer dan 2% gemeten werd.
Regels in bestemmingsplannen hebben gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van grond en gebouwen en daarmee voor de bedrijfsvoering. Regelmatig wordt de bedrijfsvoering beperkt door die regels.
Op 4 maart 2015 heeft de Raad van State geoordeeld dat het alcoholslotprogramma niet langer meer mag worden opgelegd door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Dit omdat het CBR vanwege de te algemene wetgeving te weinig mogelijkheden heeft om te kijken naar de individuele belangen. Het CBR paste de wet strikt toe en daardoor werden bestuurders
Op 3 maart 2015 heeft de Hoge Raad bepaald dat er geen strafvervolging meer mag volgen als het alcoholslotprogramma is opgelegd. Deze beslissing van de Hoge Raad is gekomen nadat het Gerechtshof eind 2014 een soortgelijke beslissing had genomen. De hoogste rechter heeft met deze uitspraak van 3 maart 2015 gezegd dat het oordeel van