Wanneer is een ontslagvergoeding verknocht aan een echtgenoot en valt deze niet in de gemeenschap?

Nog steeds zijn de meeste echtgenoten met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. De gemeenschap van goederen omvat, kort gezegd, alle goederen en schulden die op het moment van het aangaan van het huwelijk aanwezig zijn. Hierop is in artikel 1:94 lid 2 BW een aantal uitzonderingen opgenomen, waaronder erfenissen of giften waarvan is bepaald dat deze buiten de gemeenschap vallen en pensioenrechten. Daarnaast is in lid 3 van artikel 1:94 BW opgenomen: “Goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet.”

Volgens Van Dale betekent verknocht ‘innig gehecht’ zijn. Wanneer is een goed zo ‘innig gehecht’ aan één van de echtgenoten dat dit goed niet in de gemeenschap van goederen valt? De Hoge Raad heeft in het arrest van 17 oktober 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BE9080) hierover opgenomen:
“Naar vaste rechtspraak hangt het antwoord op de vragen of een goed op bijzondere wijze aan een der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt – een en ander als bedoeld in art. 1:94 lid 3 BW – af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.”

In dat arrest heeft de werkgever van de man, in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking, ten behoeve van de man een koopsom van € 268.021,- voor een stamrechtverzekering gestort. Uit deze stamrechtverzekering ontvangt de man tot de ingangsdatum van zijn ouderdomspensioen periodieke uitkeringen waardoor zijn inkomen wordt aangevuld tot 70% van zijn laatstgenoten salaris. Bij de echtscheiding maakt de vrouw echter aanspraak op de helft van het bedrag van € 268.021,-, omdat zij stelt dat dit in de gemeenschap van goederen is gevallen. De man stelt daarentegen dat het verknocht is. De Hoge Raad volgt de man in zijn stelling. De Hoge Raad overweegt dat periodieke uitkeringen die zijn gedaan ná ontbinding van het huwelijk niet in de gemeenschap vallen, omdat zij strekken tot vervanging van inkomen. Als de man in dienst zou zijn gebleven bij zijn werkgever, dan had zijn loon na ontbinding van de gemeenschap immers ook niet in de gemeenschap zijn gevallen.

In een arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch (15 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4114) komt een variatie op voornoemd arrest aan de orde. De man heeft in 2009 een ontslagvergoeding gekregen, die is ondergebracht in een stamrecht. Tussen partijen staat vast dat deze bedoeld is als aanvulling op een uitkering of lager inkomen. Tijdens de echtscheidingsprocedure stelt de vrouw echter dat de ontslagvergoeding niet verknocht is, omdat de man het gehele bedrag heeft weggezet in de vorm van een stamrecht voor wanneer hij de 65-jarige leeftijd bereikt. Hij heeft er, volgens de vrouw, dus een pensioenvoorziening van gemaakt in plaats van een aanvulling op zijn huidige inkomen. De vrouw stelt dat de man de aard van het goed heeft gewijzigd en dat de ontslagvergoeding daarom niet meer verknocht is. De vrouw vindt dat de ontslagvergoeding in de verdeling van de gemeenschap moet worden betrokken. Het gerechtshof stelt de vrouw in het ongelijk. Het gerechtshof haakt aan bij de hoofdregel die door de Hoge Raad in 2008 is geformuleerd, namelijk dat een ontslagvergoeding die bedoeld is als inkomensaanvulling verknocht is. Daarbij overweegt het hof dat de omstandigheid dat de man niet (of niet direct) heeft aangesproken niet maakt dat de man daarmee een andere bestemming heeft gegeven aan de ontslagvergoeding.

Heeft u in een situatie als deze hulp nodig, wilt u advies of wenst u overleg, dan kunt u https://www.huisadvocaten.nl/contact/”>contact met ons opnemen.

href=”https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/atm-huis-advocaten-utrecht/”>Mr. I.M. (Ingeborg) Redert
href=”https://www.huisadvocaten.nl/advocaten/atm-huis-advocaten-utrecht/”>ATM Advocaten
Utrecht
030 – 3033611