Bij onderhandelingen over de voorwaarden voor beëindiging van een dienstverband, is het getuigschrift vaak een sluitpost. Meestal wordt in een beëindigingsovereenkomst volstaan met de afspraak dat op verzoek van de werknemer een “positief verwoord getuigschrift” verstrekt wordt. Het gebeurt echter steeds vaker dat de werknemer een vinger in de pap wil, over wat er precies in het getuigschrift staat.
Wat moet je als werkgever met een werknemer die zijn eigen getuigschrift wil opstellen of het niet eens is met de beschrijving van zijn werkzaamheden? Wat zegt de wet eigenlijk over het getuigschrift?
Wettelijk kader
De werkgever is verplicht om de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst een getuigschrift uit te reiken, als de werknemer daarom verzoekt. In art. 7:656 BW zijn de eisen van het getuigschrift vastgelegd. In het getuigschrift moet opgenomen zijn wat de aard van de verrichte arbeid was, hoeveel uren de werknemer werkte en de begin- en einddatum van het dienstverband.
Alleen op uitdrukkelijk verzoek van de werknemer is de werkgever verplicht ook te vermelden:
- op welke wijze de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan;
- op welke wijze de arbeidsovereenkomst is geëindigd, en-
- indien de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, wat de reden daarvoor was.
Verder is de werkgever die weigert aan het verzoek van de werknemer te voldoen en/of in het getuigschrift opzettelijk onjuiste mededelingen opneemt, aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade van de (ex-)werknemer en derden, zoals een beoogde nieuwe werkgever.
Praktisch kader
Een positief verwoord getuigschrift afgeven voor een werknemer die op goede voet is vertrokken, zal in de praktijk geen problemen geven. Als er bij het vertrek frictie is, of partijen hebben geen goed woord meer voor elkaar over, zal het moeilijker zijn om een positief getuigschrift op te stellen en zal de weerstand tegen inmenging van de werknemer in de bewoordingen ervan ook veel groter zijn.
Een werkgever kan zich dan aan het wettelijk kader houden en is in beginsel ook niet verplicht tot meer. Als een werknemer erop staat en zonder dat positieve getuigschrift geen beëindiging tot stand komt, kan dit aanleiding zijn om het wel af te geven. Zonder te liegen of valse verklaringen af te geven, is er over iedere werknemer wel iets positiefs te bedenken.
Wat zegt de rechter
In deze zaak gaf werkgever aan een ex-werkneemster, die docente economie was, een getuigschrift af. In het getuigschrift was, naast de specificaties van het dienstverband, opgenomen dat de leerlingen van de ex-werkneemster voldoende examenresultaten behaalden. De ex-werkneemster vond dat de werkgever hiermee niet tegemoet kwam aan haar verzoek in te gaan op de wijze waarop zij aan haar verplichtingen had voldaan.
De ex-werkneemster legde de zaak voor aan de kantonrechter, die de vordering volledig afwees. De ex-werkneemster ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het hof overweegt dat werkgevers verplicht zijn om op uitdrukkelijk verzoek van een ex-werknemer mededelingen over de wijze waarop een ex-werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan in het getuigschrift op te nemen. Het hof merkt op dat het oordeel van de werkgever over de wijze van taakvervulling door de ex-werknemer subjectief zal zijn, maar dat de werkgever niet tegen beter weten in (door opzet of schuld) onjuiste mededelingen mag opnemen in het getuigschrift. Er mag geen negatieve omschrijving van de wijze van functievervulling instaan, als hiervoor geen onderbouwing is. Anderzijds mag ook niet op lichtvaardige wijze een te gunstig getuigschrift, waardoor derden zouden worden misleid, worden afgegeven.
Het hof benoemt dat op verschillende manieren beschreven kan worden hoe de ex-werkneemster aan haar verplichtingen voldaan heeft. Door op te nemen dat ex-werkneemster met succes leerlingen naar het examen heeft begeleid, beschrijft de werkgever dat ze gedaan heeft wat van haar als goed werknemer verwacht mocht worden. Dit zegt iets over de wijze waarop de ex-werkneemster aan haar verplichtingen jegens werkgever voldaan heeft. Werkgever heeft hiermee voldaan aan de verplichtingen uit art. 7:656 BW.
Kortom, de werkgever mag niet in strijd met de waarheid verklaren, maar de wijze waarop hij over de wijze waarop een ex-werknemer de werkzaamheden heeft uitgevoerd verklaart, staat hem vrij.