De uitzendkracht is een werknemer in dienst van de uitlener (het uitzendbureau) waarbij arbeid wordt verricht onder toezicht en leiding van het inlenende bedrijf.

Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen een (reguliere) arbeidsovereenkomst en een uitzendovereenkomst nu op de uitzendovereenkomst bijzondere bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn. De uitzendkracht geniet minder bescherming dan een werknemer die arbeid verricht op grond van een reguliere arbeidsovereenkomst. Zo maakt een werknemer op basis van een uitzendovereenkomst minder snel aanspraak op een vast contract en kan eenvoudiger worden ontslagen. Zo geldt de ketenregeling niet voor een uitzendkracht gedurende de eerste 26 weken waarin arbeid wordt verricht.

Uit de tekst van artikel 7:690 BW volgt dat alle arbeidsovereenkomsten uitzendovereenkomsten zijn voor zover de werknemer door de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde (1) om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten (2) onder toezicht en leiding van die derde (3).

Of ook is vereist dat de uitlener vraag en aanbod bij elkaar brengt (4) is geruime tijd onduidelijk geweest. In de literatuur en rechtspraak werd over deze zogenaamde ‘allocatiefunctie’ geen eenduidige lijn getrokken. De Hoge Raad heeft daar op 4 november 2016 verandering in gebracht. In de wettelijke definitie van de uitzendovereenkomst is geen allocatiefunctie besloten, aldus de Hoge Raad.

Nu de allocatiefunctie niet langer een noodzakelijke voorwaarde is, is de definitie van de uitzendovereenkomst aldus verruimd.