Bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst wordt vaak ook een proeftijd overeengekomen. De proeftijd is een periode waarin zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen. De werkgever hoeft hiervoor geen redelijke grond te hebben (artikel 7:669, lid 7 BW), en de opzegverboden (artikelen 7:670 BW en 7:670a BW) zijn niet van toepassing.

Omdat de regels rondom ontslagbescherming in beginsel niet gelden, zijn er strikte formele geldigheidsvereisten voor een proeftijdbeding. Een van deze eisen is de wettelijk bepaalde maximumtermijn, zoals vastgelegd in artikel 7:652 lid 4 BW. Vanwege het strikte karakter van deze regels wordt de proeftijd ook wel de ‘ijzeren proeftijd’ genoemd [1].

Wanneer begint de proeftijd te lopen?

In de praktijk kan de vraag ontstaan wanneer de proeftijd precies aanvangt, met name als een werknemer vóór de officiële ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst al werkzaamheden verricht. Normaliter begint de proeftijd op de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst, maar als een werknemer eerder start met werken, kan dit gevolgen hebben voor het moment waarop de proeftijd begint te lopen.

In de rechtspraak wordt aangenomen dat de proeftijd begint te lopen zodra de werknemer feitelijk start met het verrichten van werkzaamheden ter uitvoering van de bedongen arbeid. Dit biedt de werkgever de gelegenheid om zich een beeld te vormen van de kwaliteiten en geschiktheid van de werknemer. Dit geldt ook wanneer het proeftijdbeding is opgenomen in een arbeidsovereenkomst met een latere ingangsdatum. Indien de proeftijd pas op de formele ingangsdatum zou starten, zouden werkgevers de maximumtermijn kunnen proberen te omzeilen, wat in strijd zou zijn met het karakter van de ‘ijzeren proeftijd’ [2].

Factoren die van belang zijn bij de beoordeling

Bij de beoordeling van de vraag of de proeftijd al is aangevangen, kunnen verschillende factoren een rol spelen. Vooropgesteld is het van belang om te kijken naar welke werkzaamheden zijn verricht en of deze onder de functie en de bijbehorende taken van de werknemer vallen. Daarnaast is het relevant op wiens verzoek de werknemer eerder begint met werken. Een expliciet verzoek van de werkgever wijst in de richting van de aanvang van de bedongen arbeid. Daarnaast kan ook een eventuele beloning of compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van tijd-voor-tijd, van belang zijn bij de beoordeling of de proeftijd daadwerkelijk is gestart [3].

Conclusie

De proeftijd vangt niet alleen aan op basis van de formele ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst, maar ook zodra de werknemer feitelijk werkzaamheden verricht ter uitvoering van de bedongen arbeid. Dit betekent dat zowel werkgevers als werknemers alert moeten zijn op de gevolgen van een vroegtijdige start met werken.

[1] Hof Arnhem-Leeuwarden 5 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11183, r.o. 5.4.
[2] Hof Arnhem-Leeuwarden 5 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11183, r.o. 5.4.
[3] Rechtbank Zeeland-West-Brabant 10 februari 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:653, r.o. 4.5.3 – 4.5.4.