In de Nederlandse arbeidsmarkt wordt veelvuldig gebruik gemaakt van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomsten eindigen van rechtswege na afloop van de afgesproken periode. Er is met andere woorden dus geen nadere rechtshandeling (opzegging)nodig om een dergelijke overeenkomst te laten eindigen, tenzij dit nadrukkelijk in de arbeidsovereenkomst is opgenomen. In de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit. Wat wel nodig is, is dat een werkgever tijdig en schriftelijk aan de werknemer laat weten of (1) de arbeidsovereenkomst na ommekomst van de afgesproken periode verlengd zal worden of niet en(2) zo ja, onder welke voorwaarden. Deze mededelingsverplichting wordt aanzegging genoemd. Als deze aanzegging niet of niet tijdig plaatsvindt, dan eindigt de arbeidsovereenkomst op de overeengekomen datum, maar is de werkgever aan de werknemer een aanzegvergoeding aan de werknemer verschuldigd. De aanzegvergoeding bedraagt maximaal één maandsalaris.
De hiervoor genoemde aanzegverplichting geldt overigens niet voor arbeidsovereenkomsten meteen looptijd van minder dan zes maanden of als de looptijd van de arbeidsovereenkomst gekoppeld is aan een bepaalde kalenderdatum, maar – bijvoorbeeld – aan een project of vervanging van een zieke werknemer. De aanzeggingsverplichting geldt ook niet voor uitzendovereenkomsten waarin een uitzendbeding is opgenomen. Ik laat deze varianten van de overeenkomst in dit artikel buiten beschouwing.
De tekst van de wet staat er niet aan in de weg dat in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd de aanzegging wordt opgenomen dat de arbeidsovereenkomst na ommekomst van de overeengekomen periode niet zal worden verlengd. Tijdens de totstandkoming van deze regelgeving heeft de wetgever ook aangegeven dat de aanzegging in de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen, maar het is dan wel de vraag of een dergelijke aanzegging demotiverend zou kunnen werken voor de werknemer. Verder loopt de werkgever de kans dat een werknemer sneller op zoek gaat naar een andere dienstbetrekking, terwijl de werkgever (wellicht) tevreden is over de werknemer en hem liever zou willen behouden. Ondanks vorenstaande komt het in de praktijkregelmatig voor de een werkgever de aanzegging in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijdstandaard opneemt. Sterker nog, er zijn ook werkgevers die bij opvolgende arbeidsovereenkomsten steeds weer de aanzegging in de arbeidsovereenkomst opnemen en dat roept de vraag op of een dergelijke aanzegging in dat geval ook doel treft. Hierover gaat dit artikel.
De kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam kreeg de vraag voorgelegd of een werknemer recht heeft op de aanzegvergoeding indien er sprake is van drie opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd waarin de aanzegging steeds is opgenomen. Het ging hier om attractiepark Duinrell.
De feiten
Werknemer heeft bij Duinrell in de functie van manager gewerkt vanaf 19 juli 2022 tot en met 6mei 2024 op basis van drie aaneengesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. In die arbeidsovereenkomsten staat steeds de volgende bepaling: “De werkgever informeert de werknemer, dat de arbeidsovereenkomst, na het verstrijken van de overeengekomen duur niet zal worden voortgezet (art. 7:668 Burgerlijk Wetboek).” De laatste arbeidsovereenkomst wordt niet verlengd, maar Duinrell verzuimt evenwel om de werknemer hierover schriftelijk te informeren. De werknemer is pas ongeveer een week voor het verstrijken van de bepaalde duur van de derde arbeidsovereenkomst mondeling meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Hier is de werknemer het niet mee eens, althans de werknemer maakt aanspraak op de aanzegvergoeding. Vervolgens beroept Duinrell zich op de aanzeggingsbepaling in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en stelt dat aan de aanzeggingsverplichting is voldaan, zodat de werknemer geen aanspraak kan maken op de aanzegvergoeding. Wat vindt de kantonrechter?
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat in een situatie als deze niet aan de wettelijke aanzegverplichting is voldaan. De kantonrechter motiveert dit door te verwijzen naar de wet waarin staat dat een aanzegging schriftelijk moet worden gedaan. Ook benoemt de kantonrechter dat het gaat om een regel van dwingend recht. Op zich heeft Duinrell gelijk dat uit de parlementaire geschiedenis van de aanzegplicht blijkt dat de werkgever meteen bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst kan aangeven dat er geen sprake van een opvolgend contract zal zijn, maar de kantonrechter komt vervolgens tot de conclusie dat in een situatie waarin deze aanzegging tot driemaal toe in de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd heeft gestaan en er tweemaal in weerwil van deze aanzegging wel is verlengd, de aanzegging in de arbeidsovereenkomst niet voldoende meer is. Vervolgens blijkt uit het proces-verbaal van de zitting dat de kantonrechter een vergelijking heeft gemaakt met de fabel van Aesopus: “De jongen die wolf riep. Nadat de jongen, die op de kudde met schapen moest letten, driemaal voor niets alarm had geslagen door “wolf” te roepen, kwam er de vierde keer niemand meer op zijn alarm af en zag de vader in de avond alleen nog een wolf met een dikke buik en de strooien hoed van zijn zoon, die uit de bek van de wolf stak. Vertaald naar de onderhavige zaak, waarin driemaal ‘wolf’ is geroepen door de werkgever, maar de eerste twee keer, ondanks de aanzegging op voorhand in de arbeidsovereenkomst, toch is verlengd, kan de derde keer ‘wolf’ niet meer als een serieuze aanzegging worden beschouwd.”
Kortom, de kantonrechter licht toe dat de bedoeling van de (schriftelijke) aanzegging is dat de werknemer tijdig duidelijkheid krijgt over de vraag of zijn arbeidsovereenkomst wel of niet zal worden voortgezet en er geen onzekerheid is bij de werknemer over het al dan niet eindigen van de arbeidsovereenkomst. Doordat de werkgever dit niet heeft gedaan, is er niet (tijdig)duidelijkheid verstrekt aan de werknemer over het al dan niet verlengen van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daar komt nog bij dat de mededeling niet schriftelijk, maar mondeling is gedaan. Kortom, Duinrell heeft niet aan haar aanzegverplichting voldaan en is daarom de aanzegvergoeding verschuldigd, inclusief de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (Rechtbank Rotterdam, 14 oktober 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:10333).
Wat leert deze uitspraak ons?
Voor werkgevers die gebruik maken van standaard arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met daarin een aanzeggingsclausule is het van belang te realiseren dat de werking van een dergelijke clausule is beperkt tot de eerste arbeidsovereenkomst. Als de arbeidsovereenkomst daarna wordt verlengd en daarin is dezelfde bepaling opgenomen, dan is de kans groot dat als niet alsnog schriftelijk wordt aangezegd, de werkgever kan worden aangesproken op de aanzegvergoeding door de werknemer. Op zichzelf is dat niet helemaal nieuw, want de kantonrechter te Den Haag heeft op 1 november 2019 in vergelijkbare zin geoordeeld (Rechtbank Den Haag, 1 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12005). Overigens volgt uit de rechtspraak dat ook wordt aanvaard dat als uit andere correspondentie en/of stukken voor de werknemer duidelijk is dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden voortgezet, een beroep op de aanzegvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (Gerechtshof ’s Hertogenbosch 15 februari 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:480 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9933).
De rechtspraak maakt duidelijk dat het niet tijdig en schriftelijk aanzeggen van het niet verlengen van de verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde met zich brengt dat de werkgever een aanzegboete verschuldigd is aan de werknemer. Dat is simpel op te lossen voor een werkgeverdoor de werknemer schriftelijk en tijdig te informeren over het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst. Het advies aan de werkgever is dan ook om dit te allen tijde te doen en niette vertrouwen op de aanzegclausule in de (al dan niet stilzwijgend) verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Dit artikel is geschreven door Ronald Muurlink, advocaat-partner bij Knuwer advocaten Alkmaar.