‘Artikel over het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar & actualisering van de Ambtsinstructie’

Politieagenten hebben een bijzondere positie in onze samenleving. Waar burgers in sommige situaties een stapje terug moeten zetten, dienen agenten juist te handelen in precaire situaties. Bij het optreden in deze situaties komt er ook weleens geweld aan te pas. Agenten hebben de geweldsbevoegdheid om te kunnen handelden in deze situaties. De huidige wetgeving doet geen recht aan deze bijzondere positie. Agenten kunnen namelijk voor hetzelfde commune delict worden vervolgd als burgers, bijvoorbeeld voor doodslag. Hierdoor komen zij in hetzelfde verdachtenbankje terecht als een crimineel. Het traject stelselherziening geweldsaanwending introduceert het nieuwe verdachtenbankje. Het traject bevat een integrale herijking en herziening van enerzijds relevante wet- en regelgeving en anderzijds (interne) procedures die volgen op het geweldgebruik door agenten. Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar en de actualisering van de Ambtsinstructie zijn de hoofdrolspelers in het traject. In dit artikel worden de relevante aspecten van het wetsvoorstel en de actualisering van de Ambtsinstructie behandeld.

Aanleiding en uitgangspunten

Het wetsvoorstel is op 22 december 2016 ingediend bij de Tweede Kamer door voormalig minister van Justitie en Veiligheid, Ard van der Steur. De aanleiding van het traject is het feit dat zich in procedures rondom het onderzoek en de afdoening van politieel geweldsgebruik een aantal knelpunten en vraagstukken heeft afgetekend. De toenmalige Korpschef, Gerard Bouman, heeft al eerder een voorstel gedaan aan de minister van Justitie en Veiligheid om politieel geweldsgebruik integraal aan te pakken. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat er onafhankelijk en transparant onderzoek kan worden gedaan naar politieel geweldsgebruik en dat de eventuele strafbaarheid van het geweldsgebruik nog steeds kan worden getoetst. Deze toetsing wordt in de toekomstige wetgeving in eerste aanleg alleen gemaakt door de rechtbank Midden-Nederland. Verder beoogt het traject de rechtspositie van politieagenten te verbeteren. Om de deze uitgangspunten te bereiken worden de volgende wijzigingen doorgevoerd.

Strafuitsluitingsgrond

Ten eerste wordt een nieuwe strafuitsluitingsgrond geïntroduceerd ex artikel 42 lid 2 Sr. Agenten zijn hierdoor niet strafbaar wanneer geweld is gebruikt in overeenstemming met de geweldsinstructie. De vraag die wellicht op komt spelen: ‘Agenten zijn op dit moment toch ook niet strafbaar als de regels van het geweldgebruik zijn nageleefd?’. Het antwoord op deze vraag is dat agenten inderdaad op dit moment niet strafbaar zijn wanneer het geweld is gebruikt volgens de voorschriften. Agenten kunnen in het huidige rechtssysteem een geslaagd beroep doen op de rechtvaardigingsgrond van het wettelijk voorschrift, waardoor het voldoende rechtsbescherming biedt aan agenten. De reden dat deze wetswijziging toch wordt ingevoerd is dat de nieuwe strafuitsluitingsgrond beter aansluit bij de specifieke functie en bevoegdheden van politieagenten. Burgers kunnen namelijk ook een geslaagd beroep doen op het wettelijk voorschrift, waardoor het niet past bij de achtergrond van agenten. Deze nieuwe strafuitsluitingsgrond is dus vooral van symbolische betekenis.

Strafbaarstelling

Daarnaast wordt een nieuwe strafbaarstelling voor het schenden van de geweldsinstructie geïmplementeerd ex artikel 372 Sr. Om tot een veroordeling van het politiedelict te komen, moet vaststaan dat de geweldsinstructie is geschonden én dat het handelen van de agent heeft geleid tot letsel of een dodelijk slachtoffer. De strafmaat loopt op naarmate het ingetreden gevolg ernstiger is, variërend van een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar tot ten hoogste drie jaren. De strafbaarstelling is geformuleerd als een schulddelict, waarbij de schuld is gericht op het schenden van de geweldsinstructie. Het gaat om een verwijtbare inschattingsfout of onvoorzichtigheid van de politieagent. De schuld is niet gericht op het ingetreden gevolg, waardoor het gevolg niet voorzienbaar behoeft te zijn. De delictsomschrijving is zo geformuleerd dat veroorzaking van letsel of de dood een vereiste is om veroordeeld te kunnen worden voor dit politiedelict. Dit zorgt voor tegenstrijdige situaties, omdat agenten die geen letsel/dood hebben veroorzaakt alleen vervolgd kunnen worden voor een commuun delict. De rechtspositie van agenten in die situaties verbetert dus niet. Agenten die worden vervolgd voor schending van de geweldsinstructie kunnen niet tegelijkertijd worden vervolgd voor een ander delict op grond van artikel 261a Sv. Dit beperkt de onzekerheid bij agenten over de vraag of zij worden veroordeeld voor het politiedelict of een commuun delict. Daarnaast wordt, terecht, de vraag gesteld of het nieuwe politiedelict gaat leiden tot meer veroordelingen. De afweging van het openbaar ministerie om vervolging in te stellen wordt wellicht anders door deze strafbaarstelling, omdat deze vervolgingskeuze minder impact heeft op agenten. Daarbij kan het politiedelict leiden tot meer veroordelingen, omdat het een schulddelict is. Schuld kan eerder worden bewezen dan een opzetdelict. De praktijk zal uitwijzen of door deze strafbaarstelling de rechtspositie van agenten daadwerkelijk wordt verbeterd.

Feitenonderzoek

Verder wordt het instellen van een feitenonderzoek mogelijk gemaakt in artikel 511a juncto 511ab Sv. Het feitenonderzoek wordt ingesteld ter vervanging van het regulier opsporingsonderzoek bij politieel geweldsgebruik. Het feitenonderzoek kan tegen ieder politieel geweldsgebruik worden ingesteld, maar de opsporingsbevoegdheden kunnen alleen worden ingesteld naar onderzoek van het politiedelict. Andere voorwaarden van het inzetten van die opsporingsbevoegdheden zijn de redelijke verhouding tussen de aard van het geweldsgebruik en de opsporingsbevoegdheid en dat er geen minder ingrijpende wijze van opsporing mogelijk is. Deze laatste twee vereisten zien op het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Gedurende het feitenonderzoek worden de rechten van een verdachte toegekend aan agenten zonder daadwerkelijke aanmerking als verdachte. Hierdoor hebben agenten een gunstige rechtspositie tijdens het feitenonderzoek.

Actualisering Ambtsinstructie

Naast de wijzigingen van het wetsvoorstel wordt de Ambtsinstructie geactualiseerd. De Ambtsinstructie is voorzien van regels omtrent het gebruik van geweldsmiddelen. De standaardbewapening van een agent bestaat uit pepperspray, wapenstok en een vuurwapen. In de huidige wetgeving zijn er geen specifieke regels opgenomen voor het gebruiken van een wapenstok. In de vernieuwde Ambtsinstructie worden wel regels opgenomen, waardoor agenten weten wanneer het gebruik van een wapenstok rechtmatig is of niet. Ook regels over het stroomstootwapen worden opgenomen in de vernieuwing. Het stroomstootwapen wordt bij deze wetswijziging niet toegevoegd aan de standaardbewapening van agenten, maar eind 2019 heeft de minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, geld beschikbaar gemaakt om alle agenten te voorzien van een stroomstootwapen. Verder wordt bij alle standaardbewapening een nieuwe bevoegdheidsgrond toegevoegd, namelijk de verdedigingsgrond. Hierdoor zijn agenten bevoegd om geweld ter verdediging te gebruiken. In het huidige recht is geweld ter verdediging wel strafbaar, maar is de dader niet strafbaar. In de nieuwe wetgeving volgt bij geweldsgebruik ter verdediging vrijspraak in plaats van ontslag van alle rechtsvervolging.

Tot slot

Wanneer het wetsvoorstel inwerking gaat treden is nog onbekend. Het wetsvoorstel is op 29 oktober 2019 aangenomen en de Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid wacht nog op de memorie van antwoord van het voorlopig verslag. De verwachting is dat het wetsvoorstel zomer 2020 plenair wordt behandeld door de Eerste Kamer. De actualisering van de Ambtsinstructie hangt samen met het wetsvoorstel. Op 20 september 2019 heeft de minister van Justitie en Veiligheid een brief geschreven aan de Tweede Kamer over de stappen in het wetgevingsproces van de ontwerpbesluiten tot wijziging Ambtsinstructie. Daarin staat dat de regelgevingstrajecten van de eerste en tweede tranche wijzigingen van de Ambtsinstructie eind september 2019 wordt opgepakt en dat de noodzakelijke vervolgstappen worden gezet. Tot dus ver het laatste bericht over de actualisering van de Ambtsinstructie.

Breda, 25 mei 2020
Zoë Hoetjes
Raetsluy Advocaten