Kern van de uitspraak
Bij overschrijding van de redelijke termijn in belastinggeschillen worden ‘spanning en frustratie’ als grond voor vergoeding van immateriële schade aanvaard. Voor deze schade kan de belastingplichtige een vergoeding worden toegekend.
Achtergrond
Op grond van artikel 6 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) heeft iedereen recht op behandeling van een in dat artikel nader omschreven zaak door de rechter binnen een redelijke termijn. Belastinggeschillen vallen volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) buiten het bereik van artikel 6 van het EVRM. Een recht van belanghebbende op een schadevergoeding wegens een onredelijk lange duur van het proces kan in dergelijke geschillen daarom niet rechtstreeks op deze verdragsbepaling worden gebaseerd. De andere hoogste bestuursrechters (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven) kenden eerder al een vergoeding toe voor immateriële schade bij overschrijding van de redelijke termijn, ook in zaken die buiten het bereik van artikel 6 EVRM vallen.
In deze zaak gaat het onder meer over een naheffingsaanslag van de belastingdienst waartegen de belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Hij klaagt er onder meer over dat de bezwaarprocedure bij de belastingdienst onredelijk lang heeft geduurd, en vraagt daarom schadevergoeding.
Procedure bij hof en Hoge Raad
Het hof Arnhem heeft op 10 november 2009 (LJN BK5394) het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De belastingplichtige heeft cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.
Advocaat-generaal P.J. Wattel heeft op 8 november 2010 (LJN BO5087) geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie dan wel het aanhouden van de zaak in afwachting van een aangekondigde wettelijke regeling. Lees meer
Bron: Rechtspraak.nl