Alleen als er kosten zijn gemaakt voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand kan een proceskostenvergoeding worden toegekend. Aan de hoogte van deze kosten worden geen voorwaarden gesteld
Organisatie: Centrale Raad van Beroep

Op grond van artikel 1, aanhef en sub a, van het Bpb kan uitsluitend een veroordeling in de proceskosten plaatsvinden indien sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Vereist is dat sprake is van kosten voor betrokkene voor door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Niet in geding is dat de Stichting Juridische E.H.B.O. beroepsmatig rechtshulp verleent aan derden. Voorts blijkt uit het door betrokkene in het geding gebrachte betalingsbewijs dat betrokkene een bedrag van € 5,– aan de Stichting Juridische E.H.B.O. heeft betaald als tegemoetkoming in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

Hiermee staat naar het oordeel van de Raad in voldoende mate vast dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten in de zin van het Bpb. Hieraan kan niet afdoen dat de website in afwijking van het door de Stichting Juridische E.H.B.O. gevoerde beleid (nog) vermeldt dat rechtshulp gratis wordt verleend.

Dat het gaat om een vast (laag) bedrag doet hieraan evenmin af; in het Bpb wordt immers geen relatie gelegd tussen de werkelijk gemaakte kosten voor de beroepsmatig verleende rechtbijstand en de op basis van de bijlage bij het Bpb toe te kennen proceskostenvergoeding.

Bron: www.rechtennieuws.nl, 30 september 2008