Belanghebbende verleent tegen vergoeding toegang tot zogenoemde peepshows. In deze zaak is in geschil of de vergoedingen die in de periode 1 juni 2002 tot en met 31 mei 2003 van bezoekers zijn ontvangen, belast zijn tegen het normale btw-tarief van 19% dan wel tegen het verlaagde tarief van 6%.
Het verlaagde tarief voor de omzetbelasting is naar nationaal recht van toepassing op het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals, cabarets en lezingen.
Het hof Amsterdam heeft op 22 januari 2007 (zie LJN: AZ7369) in hoger beroep geoordeeld dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is. De rechtbank Haarlem had eerder op 27 maart 2006 (zie LJN: AV8558) geoordeeld dat het normale btw-tarief geldt.
Het cassatieberoep bij de Hoge Raad
De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld. Dat beroep richt zich tegen het oordeel van hof Amsterdam dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is.
Volgens de staatssecretaris heeft het hof miskend dat het begrip toneelvoorstelling ziet op de vertolking door acteurs van een rol naar tekst en enscenering van een toneelschrijver. Dit begrip mag niet zo ruim worden uitgelegd als het hof heeft gedaan. Er moet, aldus de staatssecretaris, sprake zijn van een culturele prestatie vergelijkbaar met een muziek- en/of toneeluitvoering en hiervan is bij een peepshow geen sprake. Tevens beroept de staatssecretaris zich in dit verband op het Europese recht.
Op 19 juli 2007 heeft advocaat-generaal mr. C.W.M. van Ballegooijen in zijn advies aan de Hoge Raad geconcludeerd tot het gegrond verklaren van het beroep in cassatie. Hij meent dat uit de geschiedenis van de wet en het Europese recht blijkt dat het culturele karakter van de voorstelling van belang is voor de toepassing van het verlaagde tarief. Onder culturele prestaties moeten, volgens spraakgebruik, worden begrepen uitingen van kunst, literatuur en/of wetenschap. Peepshows zijn volgens de advocaat-generaal niet als een culturele prestatie aan te merken en kunnen daarom niet delen in het verlaagde tarief.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat voor het toegang verlenen voor peepshows het verlaagde btw-tarief van toepassing is. Het hof heeft vastgesteld dat bij deze peepshows sprake is van een toneel waarop een voorstelling wordt gegeven die door een aantal personen tegen betaling wordt bijgewoond.
Volgens het hof was sprake van een toneelvoorstelling. De begrippen muziek- en toneeluitvoeringen moeten ruim worden opgevat en het culturele karakter of het culturele niveau van een voorstelling of uitvoering is niet van belang.
Volgens de Hoge Raad is de uitleg van het hof juist.
Gevolgen van de uitspraak
Belanghebbende mag het verlaagde btw-tarief toepassen op de vergoeding die zij in de jaren 2002 en 2003 heeft ontvangen voor het verlenen van toegang tot de peepshows.
Deze uitspraak is vanaf 1 januari 2008 niet meer van belang.
Met ingang van 1 januari 2008 is in de wet opgenomen dat het verlaagde tarief niet geldt voor “peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak”.
Bron: www.rechtennieuws.nl, 15 december 2008