In 2002 treedt de werknemer in dienst bij een software ontwikkelaar in de functie van E&I Designer. De werkzaamheden worden conform de tussen partijen gemaakte afspraken deels uitgevoerd op detacheringbasis. Vanaf 2005 verschijnt de werknemer geregeld – zonder reden – te laat op zijn werk. De werkgever spreekt de werknemer meerdere malen aan op dit gedrag. In november 2006 verslechtert de situatie en wordt de werknemer volledig arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts geeft aan dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer zijn oorsprong vindt in de lange reis- en werktijden van de werknemer. In april 2007 stelt de werkgever de werknemer daartoe in de gelegenheid de werkzaamheden dichter bij huis te verrichten. Voorwaarde is echter wel dat de werknemer om 8:30 uur met zijn werkzaamheden zal beginnen. Al snel blijkt dat de werknemer zich niet aan deze voorwaarde houdt. Hij komt slechts een enkele keer op tijd.

Uiteindelijk is in juni 2007 de maat voor de werkgever vol. Hij schrijft een brief waarin de werknemer een laatste waarschuwing wordt gegeven; de werkgever zal harde maatregelen nemen wanneer de werknemer nogmaals, zonder kennisgeving of opgave van redenen, te laat op zijn werk zal verschijnen. De werknemer reageert hierop met een brief waarin hij stelt dat hij te laat komt door een buikontsteking. Daarnaast geeft hij een uitgebreide omschrijving van overige gezondheidsklachten waarmee hij sinds enige tijd kampt. Ondanks dit schrijven van de werknemer gaat de werkgever bij het niet tijdig verschijnen van de werknemer op 9 augustus 2007 over tot het ontslag op staande voet van de werknemer. De werkgever geeft als redenen voor het ontslag op staande voet dat de werknemer het bedrijf ernstig in diskrediet heeft gebracht, misbruik heeft gemaakt van de reputatie van het bedrijf en zich ten onrechte niet ziek heeft gemeld.

Werknemer roept vervolgens de nietigheid van het ontslag in en vordert in kort geding doorbetaling van zijn loon. De kantonrechter wijst de vordering tot loondoorbetaling af en ontbindt op verzoek van de werkgever voorwaardelijk de arbeidsovereenkomst met de toekenning van een ontslagvergoeding van € 16.000,- bruto aan de werknemer.

In de door de werknemer aanhangig gemaakte bodemprocedure stelt de werknemer wederom dat er geen redenen zijn voor een ontslag op staande voet en verzoek om een verklaring voor recht dat hij terecht de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. Daarnaast vordert hij wederom loondoorbetaling. Nadat de kantonrechter de vorderingen van de werknemer toekent, gaat de werkgever tegen het vonnis in hoger beroep.

Het Gerechtshof ziet voldoende redenen het verzoek tot ontslag in te willigen, aangezien de werknemer – ondanks dat hij daar herhaaldelijk op is aangesproken – stelselmatig te laat kwam en zich regelmatig niet formeel ziek meldde. Toch is het Gerechtshof van mening dat er onvoldoende dringende redenen aanwezig waren voor een ontslag op staande voet. De werkgever had de bedrijfsarts moeten laten onderzoeken wat er met de 54-jarige werknemer aan de hand was. De werknemer heeft immers uitvoerig aangegeven met welke gezondheidsklachten hij kampte. Het Gerechtshof heeft dit in zijn beslissing dan ook zwaarder laten meewegen dan de argumenten van de werkgever. Hierdoor was de weg vrij voor de toekenning van een ontslagvergoeding aan de werknemer, zodat het vonnis van de kantonrechter in eerste aanleg in stand is gebleven.

Dit arrest van het Gerechtshof laat zien dat de rechter sterk kijkt naar de persoonlijke situatie van een werknemer. Zo heeft het Gerechtshof verregaand laten meewegen dat de werknemer al 54 jaar oud was en daartoe niet in staat was om snel een nieuwe baan te vinden. De persoonlijke gevolgen voor de werknemer van een ontslag op staande voet zouden zeer groot zijn nu hij alsdan geen aanspraak had kunnen maken op een ontslagvergoeding en niet voor een ww-uitkering in aanmerking zou zijn gekomen, hetgeen door het Gerechtshof zeer onwenselijk is geacht.

Bron: www.rechtennieuws.nl 5 maart 2009