De Centrale Raad is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
In zijn uitspraak van 4 februari 2009 (LJN BH1896) heeft de Centrale Raad zich voor het eerst uitgesproken over het ‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ zijn, zoals geregeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA.)
In de uitspraak gaat de Raad in op de betekenis van het door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgestelde beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen”. De Raad is van oordeel dat het Uwv de bevoegdheid heeft om ter uitvoering van zijn wettelijke taak regels vast te stellen ter uitvoering van die taak en ter interpretatie van wettelijke voorschriften. Hij acht het beoordelingskader, waarin uitleg wordt gegeven van het begrip duurzame arbeidsongeschiktheid en dat een instructie bevat voor de verzekeringsartsen, niet in strijd met een juiste uitleg van artikel 4 van de WIA. De Raad acht het wenselijk dat de verzekeringsartsen het beoordelingskader volgen, omdat het een hulpmiddel is ten behoeve van een zorgvuldige, consistente besluitvorming.
Voorts heeft de Raad zich uitgesproken over de vraag wat van een bezwaarverzekeringsarts wordt verwacht als in bezwaar de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid door de betrokkene in twijfel wordt getrokken. In zo’n situatie moet een bezwaarverzekeringsarts beoordelen of de inschatting van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid, neergelegd in het besluit waartegen bezwaar is gemaakt, gehandhaafd moet blijven, rekening houdend met alle medische gegevens die in bezwaar voorhanden zijn.
De vraag of het Uwv, uitgaande van de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts, bij het op bezwaar genomen besluit terecht heeft vastgesteld dat het recht op uitkering ingevolge de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten niet is ontstaan, beantwoordt de Raad ontkennend. De Raad acht de onderbouwing van het in dat besluit neergelegde standpunt dat er kans op verbetering is onvoldoende onderbouwd.
Bron: www.rechtennieuws.nl 9 februari 2009