In een gerechtelijke procedure kan het voorkomen dat er een discussie ontstaat over de omvang van de schade. Artikel 6:97 bepaalt dat de schade door de rechter moet worden begroot en voor zover de rechter daartoe niet in staat is, wordt de schade geschat. Maar hoe werkt dat nu in de praktijk? Dat laat zich goed illustreren aan de hand van een recent verschenen arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 april 2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:613.

De bewijsopdracht en het bewijs

Bij tussenarrest van 19 september 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:1752) werd aan de eisende partij een bewijsopdracht gegeven om de waarde en de toestand van de caravan en de aldaar aanwezige zaken te bewijzen, om zo te kunnen bewijzen wat de omvang van de schade was. Aan de hand van een rapport en advertenties van vergelijkbare caravans kon de schade te dien aanzien redelijk aannemelijk worden gemaakt en ook voor de andere zaken gold dat aannemelijk werd gemaakt dat die zich op de seizoenplaats bevonden. De gedaagde partij voerde echter aan dat de toestand verslechterd was op het moment dat de seizoenplaats werd ontruimd, dat deed zij enkel met getuigen en zij kon dat niet nader duiden met foto’s of videobeelden.

De waardering van het bewijs

Zich geconfronteerd gezien met deze omstandigheden zag het gerechtshof aanleiding om het bewijs te waarderen en daarbij een risicoverdeling toe te passen. Het gerechtshof achtte het aannemelijk dat er in de maanden tussen het laatste bezoek van de eisende partij en de ontruiming van de seizoenplaats door de gedaagde partij iets was voorgevallen, waardoor de op de seizoenplaats aanwezige zaken in waarde waren afgenomen. De vraag die vervolgens moest worden beantwoord, was wat de omvang van de schade was.

De begroting van de schade

Het gerechtshof begint met het benoemen van de uitgangspunten, waaronder het gegeven dat de schadebegroting dient plaats te vinden rekening houdend met alle omstandigheden van het geval. Zij gaat verder door te overwegen dat tot die omstandigheden onder meer de eigenrichting door de gedaagde partij moet worden gerekend en het feit dat de gedaagde partij geen beeldmateriaal heeft verzameld van de toestand van de caravan en de seizoenplaats, althans dat zij dit niet in het geding heeft gebracht. In zoverre zijn dit omstandigheden die voor het risico van de gedaagde partij behoren en het gerechtshof houdt hier ook rekening mee bij het nemen van een beslissing over de vordering.

Afrondende opmerkingen

Deze zaak illustreert dat het handelen van een partij eraan kan bijdragen dat dit ten nadele van de aangesproken partij werkt, ook als er aan de zijde van de eisende partij grote onzekerheid ontstaat. Ook speelde in deze zaak de twee-conclusieregel nog een rol, waarover het gerechtshof oordeelde dat voorzienbaar was dat het debat zich op tevens tot die kwestie zou uitstrekken. Dit alles laat zien dat het van belang is om zorgvuldig te werk te gaan en om altijd zoveel mogelijk informatie te verzamelen en tijdig juridisch advies in te winnen, om de processtrategie te kunnen afstemmen.