20 jaar geleden werd er nog gesproken over de mythe van bestuurdersaansprakelijkheid, bestuurdersaansprakelijkheid vormde een theoretisch begrip welke nauwelijks uitvoering vond in de praktijk. Vandaag de dag ziet de werkelijkheid er anders uit. Bestuursaansprakelijkheid is anno 2008 een reëel risico waar bestuurders serieus rekening mee dienen te houden. Dit komt duidelijk naar voren in de huidige schandalen rondom OGEM, Bobel, Nusse Brink, Vie dÓr World Online etc.
Vormen van aansprakelijkheid
Bestuurders kunnen op verschillende wijzen aansprakelijk worden gesteld voor schulden van de vennootschap. Hierbij onderscheiden wij de interne en de externe aansprakelijkheid.
Interne aansprakelijkheid
Deze aansprakelijkheid heeft betrekking op de aansprakelijkheid van bestuurders tegenover de onderneming die zij besturen. Aansprakelijkheid ontstaat op het moment dat bestuurders hun taak niet langer behoorlijk vervullen. Het risico bestaat dan dat de bestuurder door de onderneming voor de ontstane schade wordt aangesproken.
Bij bestuurdersaansprakelijkheid wordt meestal gedoeld op de externe aansprakelijkheid:
Externe aansprakelijkheid
Met externe aansprakelijkheid wordt de aansprakelijkheid bedoeld van een bestuurder van een rechtspersoon jegens derden. Hierbij wordt onderscheiden:
- aansprakelijkheid op grond van de zogenaamde antimisbruikwetgeving;
- aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad; of
- strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Ad 1.
De Wet Bestuurdersaansprakelijkheid (WBA) en de Wet Bestuurdersaansprakelijkheid bij Faillissement (WBF), ook wel de tweede en derde anti-misbruikwet, zijn in 1987 in werking getreden om misbruik van rechtspersoonlijkheid tegen te gaan. Beide wetten maken het mogelijk om bestuurders aansprakelijk te stellen voor bepaalde of alle onvoldane schulden van de rechtspersoon. Deze aansprakelijkheid doet zich voor indien bestuurder(s) zich schuldig maken aan kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Artikel 2:9 Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat een bestuurder tegenover de rechtspersoon verplicht is tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak (behoorlijk bestuur). Een sluitende definitie van het begrip behoorlijk bestuur bestaat niet, dit begrip wordt dan ook verder ingevuld door jurisprudentie, literatuur en actuele ontwikkelingen.
Schiet de bestuurder tekort in zijn opgedragen taak dan is hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk tenzij deze tekortkoming hem niet verweten kan worden en hij niet heeft nagelaten om maatregelen te treffen om de gevolgen van deze tekortkoming af te wenden.
In geval van hoofdelijke aansprakelijkheid kan de bestuurder aansprakelijk worden gesteld voor de volledige schade die voortvloeit uit eigen fouten alsmede voor de fouten van zijn collega-bestuurders.
Uit de WBA volgt dat het van groot belang is dat betalingsonmacht van de rechtspersoon tijdig wordt gemeld en dat indien deze melding niet of niet op juiste wijze plaatsvindt dat dan de bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld. Op de bestuurder rust de bewijslast om aan te tonen dat het niet tijdig of niet correct melden niet aan hem te wijten is. Slaagt de bestuurder in deze bewijslast dan dient hij tevens aan te tonen dat het niet (tijdig) betalen niet het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Op grond van de WBF wordt de aansprakelijkheid van de bestuurder uitgebreid in het geval van faillissement. Niet alleen geldt aansprakelijkheid voor belasting- en premieschulden maar tevens voor het hele tekort van de boedel. Voor het ontstaan van aansprakelijkheid op grond van de WBF moet voldaan zijn aan twee voorwaarden: het bestuur moet zijn taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld én aannemelijk moet zijn dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Ad 2.
Voorwaarde voor het ontstaan van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is dat het handelen van de bestuurder heeft te gelden als een eigen gedraging van de rechtspersoon. De onrechtmatige daad actie wordt in het geval van bestuurdersaansprakelijkheid minder snel gebruikt dan bovengenoemde anti-misbruikwetten, dit vanwege een zwakkere bewijsrechtelijke positie voor degene die aansprakelijkheid van de bestuurder tracht aan te tonen. De antimisbruikwetgeving is namelijk voornamelijk gericht op specifieke gevallen terwijl de onrechtmatige daadactie gebruik maakt van een open norm die naar de feiten en omstandigheden van elk afzonderlijk geval geconcretiseerd dient te worden. Aansprakelijkheid voor de bestuurder ingeval van een onrechtmatige daadactie ontstaat indien de bestuurder gehandeld heeft in strijd met de zorgvuldigheid die deze bestuurder naar verkeersnormen persoonlijk jegens de benadeelde in acht had horen te nemen
Ad 3.
Ingeval van strafbare feiten begaan door een rechtspersoon bestaat de mogelijkheid om degenen die tot deze strafbare feiten opdracht hebben gegeven, alsmede de feitelijke leidinggevers, naast of tegelijkertijd met de rechtspersoon strafrechtelijk te laten vervolgen.
Gevolgen van de toenemende risico’s voor bestuurders
Je best doen als bestuurder is niet voldoende, bestuurders dragen formele eindverantwoordelijkheid en kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld in geval van falend beleid. Dit risico op persoonlijke aansprakelijkheid kan het effect hebben dat bestuurders minder risico durven nemen. Tevens kan dit als effect hebben dat bestuurders alvorens in dienst te treden met hun werkgever afspreken dat er een
er een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering wordt afgesloten.
(bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering: dekt de persoonlijke aansprakelijkheid van de verzekerden in hun specifieke hoedanigheid van bestuurder). Een andere mogelijkheid tot het indekken tegen fouten zijn “vrijwaringen”, dit houdt in dat bestuurders op voorhand bedingen dat zij niet aansprakelijk gesteld kunnen worden door hun eigen werkgever.
Dergelijke vrijwaringen zetten echter de wet niet opzij, bestuurders dienen op de hoogte te zijn van de financiële situatie in het bedrijf, gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk en gezamenlijk zijn zij hoofdelijk aansprakelijk als de situatie in het bedrijf spaak loopt.
Bron: www.rechtennieuws.nl, 15 oktober 2008